Artikel 2.57
1.
Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56.
2.
Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux kan geven op een vloer, een trap en een hellingbaan waarover die rookvrije vluchtroute voert, over een breedte als bedoeld in artikel 2.167 en over een breedte die is bestemd voor opvang en doorstroming als bedoeld in artikel 2.173.
3.
Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.
4.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van de bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.