Artikel 3.118
1.
Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte, een toiletruimte of een badruimte heeft geen openingen die breder zijn dan 0,01 m. Dit geldt niet voor een afsluitbare opening en een opening die de uitmonding is van een voorziening voor:
-
a.
luchtverversing,
-
b.
de afvoer van rook of
-
c.
de ont- en beluchting van een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met een gebruiksfunctie waarop het eerste lid niet van toepassing is.