Afdeling 3.12. Luchtverversing van overige ruimten
§ 3.12.1. Nieuwbouw
Artikel 3.67
1.
Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing voor een meterruimte voor een voorziening voor gas, een liftschacht, een gemeenschappelijke verkeersruimte, een ruimte met een netto-inhoud van meer dan 3 m³ voor het opslaan van afval en een tunnelruimte, dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht voldoende wordt beperkt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.67 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.67 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 3.68
1.
Een meterruimte voor een voorziening voor gas heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
2.
Een liftschacht heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
3.
Een ruimte, niet zijnde een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, met een netto-inhoud van meer dan 3 m³ voor het opslaan van afval heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
4.
Een gemeenschappelijke verkeersruimte heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
5.
Een tunnel of een tunnelvormig bouwwerk voor verkeer heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een voorziening voor luchtverversing.
Artikel 3.69
1.
Een voorziening voor luchtverversing van een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 0,7 dm³/s per m² vloeroppervlakte van de gemeenschappelijke verkeersruimte, gemeten over de ten minste vereiste breedte van die ruimte.
2.
Een voorziening voor luchtverversing van een meterruimte voor een voorziening voor gas heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 2 dm³/s per m³ netto-inhoud van de meterruimte, met een minimum van 2 dm³/s.
3.
Een voorziening voor luchtverversing van een liftschacht heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die liftschacht.
4.
Een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.68, derde lid, heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 100 dm³/s.
5.
Een voorziening voor luchtverversing heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een zodanige capaciteit dat geen gevaar ontstaat voor de gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk.
Artikel 3.70
1.
Een opening van een voorziening voor luchtverversing van een meterruimte voor een voorziening voor gas, een liftschacht of een gemeenschappelijke verkeersruimte is niet afsluitbaar.
2.
Een opening van een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.68, derde lid, is niet afsluitbaar.
Artikel 3.71
1.
De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de toevoer van verse lucht gaat vanuit een voorziening voor luchtverversing naar ruimten als bedoeld in artikel 3.68.
2.
De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de afvoer van binnenlucht gaat vanuit ruimten als bedoeld in artikel 3.68, naar de voorziening voor luchtverversing.
3.
Voor de toepassing van de voorschriften als bedoeld in het eerste en tweede lid blijven buiten beschouwing bouwwerken en andere daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen.
Artikel 3.72
1.
Een uitmonding voor de afvoer van binnenlucht van een voorziening voor luchtverversing is zodanig geplaatst, dat de volgens NEN 1087 bepaalde verdunningsfactor van de binnenlucht ter plaatse van een op hetzelfde perceel gelegen instroomopening van:
-
a.
een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht die via een verblijfsgebied of een verblijfsruimte voor het verblijven van mensen naar een verbrandingstoestel stroomt, en
-
b.
een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht naar een verblijfsgebied of een verblijfsruimte voor het verblijven van mensen niet groter is dan 0,01. Voor de toepassing van dit voorschrift blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
2.
Een opening van een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.68, ligt, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van de gebruiksfunctie, op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt deze afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.
Artikel 3.73
1.
Toevoer van verse lucht naar een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.68, derde lid, vindt rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.68, derde lid, vindt rechtstreeks naar buiten plaats.
2.
Toevoer van verse lucht naar een gemeenschappelijke verkeersruimte vindt rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een gemeenschappelijke verkeersruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats.
3.
Toevoer van verse lucht naar een liftschacht vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een liftschacht vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte naar buiten plaats.
§ 3.12.2. Bestaande bouw
Artikel 3.74
1.
Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing voor een besloten ruimte voor centrale meetapparatuur voor gas, een liftschacht, een ruimte met een netto-inhoud van meer dan 3 m³ voor het opslaan van afval en een tunnelruimte, dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht voldoende wordt beperkt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.74 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.74 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 3.75
1.
Een besloten ruimte waarin zich centrale meetapparatuur voor gas bevindt, heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
2.
Een liftschacht heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
3.
Een ruimte voor opslag van afval met een netto-inhoud van meer dan 3 m³, niet zijnde een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
4.
Een tunnel of een tunnelvormig bouwwerk voor verkeer heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een voorziening voor luchtverversing.
Artikel 3.76
1.
Een voorziening voor luchtverversing van een besloten ruimte waarin zich centrale meetapparatuur voor gas bevindt, heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 2 dm³/s per m³ netto-inhoud van de bedoelde ruimte, met een minimum van 2 dm³/s.
2.
Een voorziening voor luchtverversing van een liftschacht heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die liftschacht.
3.
Een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 100 dm³/s.
4.
Een voorziening voor luchtverversing heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een zodanige capaciteit dat geen gevaar ontstaat voor de gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk.
Artikel 3.77
Een opening van een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, is niet afsluitbaar.
Artikel 3.78
1.
Toevoer van verse lucht naar een liftschacht voor een brandweerlift vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een liftschacht voor een brandweerlift vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte naar buiten plaats.
2.
Toevoer van verse lucht naar een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, vindt rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit de ruimte voor het opslaan van afval vindt rechtstreeks naar buiten plaats.