Afdeling 3.2. Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw
Artikel 3.6
1.
Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.6 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.6 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 3.7
Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift van een gebruiksfunctie veroorzaakt in een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie op een aangrenzend perceel een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A). Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
Artikel 3.8
1.
Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).
2.
Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift van een logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw, veroorzaakt in een verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen logiesfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 35 dB(A).
3.
Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).
Artikel 3.9
Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk af van het toegestane karakteristieke geluidsniveau als bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) hoger is.
Artikel 3.10
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 3.7 en 3.8, van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau maximaal 10 dB(A) hoger ligt.