3.
Bij het bepalen van de equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in het eerste lid:
-
a.
blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen, die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing;
-
b.
blijven daglichtopeningen in een uitwendige scheidingsconstructie die op een loodrecht op het projectievlak van die openingen gemeten afstand van minder dan 2 m vanaf de perceelsgrens liggen buiten beschouwing, waarbij, indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, de afstand mag worden aangehouden tot het hart van de weg, het openbaar groen of het openbaar water, en
-
c.
is de in rekening te brengen belemmeringshoek a, als bedoeld in NEN 2057, voor elk te onderscheiden segment niet kleiner dan 25°.