Artikel 1.2 Aantal personen
Een aantal voorschriften van dit besluit bevat eisen die afhankelijk zijn van aantallen personen. Zie bijvoorbeeld artikel 2.108 over de doorstroomcapaciteit van vluchtroutes en artikel 6.25 over (de draairichting van) deuren in vluchtroutes. Het eerste lid schrijft voor dergelijke gevallen voor dat in een bouwwerk of een gedeelte daarvan niet meer personen tegelijk aanwezig mogen zijn dan op grond van die personengerelateerde voorschriften is toegestaan. Hier wordt uitgegaan van het aantal personen waarvoor het bouwwerk is bestemd volgens de aanvrager van een omgevingsvergunning/gebruiker of eigenaar van het gebouw. Doel van dit voorschrift is te voorkomen dat in (een ruimte van) een bouwwerk een uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid of bruikbaarheid onwenselijke situatie ontstaat. Een onwenselijke situatie kan bijvoorbeeld ontstaan indien zich in een ruimte meer personen bevinden dan het aantal waarop de vluchtmogelijkheden of de ventilatievoorzieningen zijn afgestemd. Om die reden om die reden moet de bezetting altijd aan het tweede lid worden getoetst.
Het tweede lid stelt bij een aanvraag om vergunning voor het bouwen een ondergrens aan het aantal personen per m² verblijfsgebied. Dit is onverminderd het bepaalde in het eerste lid. Dit betekent dat in beginsel moet worden uitgegaan van het aantal personen waarvoor het bouwwerk of gedeelte daarvan overeenkomstig het eerste lid is bestemd. Is de bezetting in personen per m² verblijfsgebied lager dan uit de tabel van het tweede lid volgt dan moet bij een aanvraag om vergunning voor het bouwen worden uitgegaan van het in het tweede lid aangegeven aantal personen. Het tweede lid bevat dus een controlemechanisme om te voorkomen dat bij een vergunningaanvraag voor dat gebouw al dan niet bewust wordt uitgegaan van een onrealistisch laag aantal personen. Dit betekent niet dat dat hogere aantal uit de tabel daadwerkelijk aanwezig moet zijn maar dat bij berekeningen waarbij het aantal personen een rol speelt, uitgegaan moet worden van een bezetting die ten minste de bezetting op grond van de tabel is.
Deze ondergrens voorkomt kwaliteits- en handhavingsproblemen in de gebruiksfase. Voorbeeld: bij een kantoorfunctie met een verblijfsgebied van 100 m² is de in eerste instantie voorgenomen bezetting vier personen. Bij controle aan de hand van de tabel is aangegeven dat het ten minste aan te houden aantal personen per m² verblijfsgebied 0,05 is. Dit betekent dat bij de aanvraag om vergunning voor het bouwen in dat geval moet worden uitgegaan van ten minste vijf personen en dat de voorzieningen daarop moeten zijn afgestemd.
Hoeveel personen maximaal zijn toegelaten in een bouwwerk of een gedeelte daarvan vloeit voor utiliteitsbouw voort uit het eerste lid van dit artikel in samenhang met de inhoudelijke voorschriften uit de hoofdstukken 2 tot en met 7. Het maximaal aantal bewoners van een woning vloeit voort uit het eerste lid in samenhang met artikel 7.18.