Bouwbesluit Online 2012


Artikel 1.35 Werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen

Het eerste lid regelt dat werkzaamheden aan gebouwgebonden gasverbrandingstoestellen en bijbehorende voorzieningen voor rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer alleen mogen worden uitgevoerd als wordt beschikt over een certificaat. Dit geldt zowel voor de eerste aanleg van de installatie bij nieuwbouw alsook bij onderhoud en vervanging bij bestaande gebouwen of verbouwingen. Alleen verbrandingstoestellen werkzaam op gas dat bestaat uit koolstofverbindingen vallen onder de verbodsbepaling. Hiermee vallen toestellen die werken op waterstof buiten het stelsel. Deze toestellen geven immers geen risico op het vrijkomen van koolmonoxide. Verder betreft het alle vormen van gasverbrandingstoestellen voor ruimteverwarming of warmtapwaterbereiding, zoals cv-ketels, geisers, gasboilers, moederhaarden en gas-sfeerhaarden. Werkzaamheden aan niet-gebouwgebonden (verwarmings-) voorzieningen zoals heteluchtkanonnen, terraskachels en andere losse gaskachels, gasfornuizen en gaskooktoestellen vallen niet onder de reikwijdte van dit artikel. Ook werkzaamheden aan gasleidingen, expansievat of radiatoren vallen niet onder de reikwijdte van de genoemde werkzaamheden. Deze mogen dus wel worden uitgevoerd door niet-gecertificeerde partijen. Uiteraard moeten de opgeleverde werkzaamheden aan de daarvoor geldende voorschriften voldoen. In Stb. 2020, 354 is de inwerkingtreding van dit lid vastgesteld op 1 april 2022, Bij Stb. 2021, 555 is die datum verschoven naar 1 januari 2023. Bij Stb. 2022, 503 is die datum verschoven naar 1 april 2023.Reden voor het uitstel is dat het opstellen en aanwijzen van certificatieschema’s en het aanwijzen van certificerende instellingen meer tijd heeft gevergd dan eerder is voorzien en daardoor de tijd te kort is om voor 1 januari 2023 voldoende bedrijven te certificeren om in de vraag van consumenten en andere opdrachtgevers te voorzien.2 Met het verschuiven van de datum naar 1 april 2023 wordt voorzien in extra tijd voor de volledige inwerkingtreding van het CO-stelsel. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de inwerkingtreding van de eis dat een certificerende instelling slechts aangewezen kan worden wanneer deze beschikt over accreditatie (artikel 1.36, tweede lid, Bouwbesluit 2012) gehandhaafd blijft op 1 januari 2023.

In het tweede lid van het artikel is vastgelegd welke werkzaamheden onder het certificatiestelsel vallen. Dit betreft het installeren, het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden en het uitvoeren van onderhoud aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen. Ook het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na deze werkzaamheden valt onder dit stelsel (sub d). Hierbij wordt opgemerkt dat binnen het stelsel ruimte is voor certificering van een bedrijf voor een deel van deze werkzaamheden. Op grond van het eerste lid is het namelijk verboden om werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat. Hiermee wordt ruimte gecreëerd voor specifieke regelingen (zie toelichting bij artikel 1.37). Dit heeft uiteraard wel tot gevolg dat het bedrijf enkel gerechtigd is om die werkzaamheden te verrichten waarvoor een certificaat is verkregen.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat eenvoudige handelingen aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen, die op zichzelf niet gezien kunnen worden als installatie, reparatie en onderhoud en geen direct gevaar voor het vrijkomen van koolmonoxide opleveren, niet onder het verbod vallen. Hierbij valt te denken aan het gebruiken van de resetknop, het bijvullen van cv-water, de stekker van de cv-ketel uit het stopcontact halen, het vervangen van eventuele batterijen en het instellen van de timer of thermostaat. Deze handelingen mogen wel door bijvoorbeeld de bewoners zelf worden verricht.

Het verbod is ook niet van toepassing op werkzaamheden aan ventilatieroosters of klepramen die in de gevel van een ruimte aanwezig kunnen zijn en waarlangs de toevoer van verbrandingslucht voor open verbrandingstoestellen (die uitgefaseerd worden en op termijn van de markt zullen verdwijnen 1) loopt. Bij de inbedrijfsstelling en vrijgeven voor gebruik van een open toestel na werkzaamheden hieraan zal men echter ook moeten nagaan of de ventilatie via de roosters of ramen voldoende aanwezig is. De eis van voldoende ventilatie is onderdeel van de certificatieschema’s, zoals beschreven in artikel 1.37.

Gasverbrandingstoestellen die onder het keuringsregime van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, zijn in het derde lid uitgezonderd van het beoogde stelsel. Aangezien bij die keuringen ook gekeken wordt naar de veiligheid en koolmonoxide, is er geen noodzaak deze installaties onder het nieuwe stelsel te laten vallen. Gasverbrandingstoestellens met een (gezamenlijk) opgesteld nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 100kW vallen buiten de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer en vallen daarmee wel onder het nieuwe stelsel.

In het derde lid zijn ook werkzaamheden die juist verricht worden om een certificaat of accreditatie te verkrijgen uitgezonderd van het verbod. Hierbij kan gedacht worden aan een praktijktoets die moet worden uitgevoerd door een installateur, of aan een bijwoning van werkzaamheden door een instelling die geaccrediteerd wil worden. In beide gevallen zullen de werkzaamheden bij uitzondering zonder geldig certificaat kunnen worden verricht. Deze uitzondering is nodig om te bewerkstelligen dat CBI’s en certificaathouders ook na de volledige inwerkingtreding van het stelsel nog kunnen toetreden tot de markt.

Als een CBI niet meer voldoet aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden, kan de Minister van BZK de aanwijzing van die CBI intrekken. Dit betekent dat de CBI niet langer certificaten kan afgeven en ook geen controles meer kan uitvoeren op reeds afgegeven certificaten. Gecertificeerde bedrijven zullen zich in een dergelijk geval opnieuw moeten laten certificeren bij een andere, aangewezen, CBI. Om te voorkomen dat bedrijven hun werkzaamheden moeten stilleggen door het wegvallen van de CBI, is in het vierde lid geregeld dat bedrijven gedurende deze periode kunnen blijven werken met het bestaande certificaat en zorgen voor nieuwe certificering bij een aangewezen CBI. Deze periode is korter indien het certificaat van het gecertificeerde bedrijf op het moment van intrekking van de aanwijzing van de CBI korter dan zes maanden geldig is. In dat geval wordt aangesloten bij de geldigheidsduur van het verstrekte certificaat. In het vijfde lid is verder geregeld dat de Minister van BZK in individuele gevallen een andere termijn kan stellen en voorwaarden kan verbinden aan het gebruik van het certificaat gedurende deze termijn.

1 Kamerstukken II 2007/08, 30 535 en 28 325, nr. 14; kamerstukken II 2008/09, 28 325, nr. 98

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties