Bouwbesluit Online 2012


Artikel 3.3a (nieuw in Stcrt. 2020, 13004)

Met het nieuwe artikel 3.3a is invulling gegeven aan de eisen voor een adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar technisch bouwsysteem zoals bedoeld in de artikelen 6.55, tweede lid, en 6.55a, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 op grond van Stb. 2020, 84. Deze invulling van de eisen aan technische bouwsystemen zijn per soort bouwsysteem opgenomen. Hierbij is de indeling in soorten bouwsystemen van tabel 6.55 van het Bouwbesluit 2012 aangehouden. Per soort technisch bouwsysteem is beschreven hoe het systeem zodanig moet worden gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar moet zijn, dat het systeem zo energiezuinig mogelijk kan functioneren.Bij de dimensionering van ruimteverwarmings-, ruimtekoelings-, ventilatie- en warm tapwatersystemen en systemen voor ingebouwde verlichting dient goed te worden gekeken naar de vraag naar ruimteverwarming, ruimtekoeling, ventilatie, warm tapwater en verlichting van het gebouw. Bij ruimteverwarmingssystemen mag de capaciteit van het ruimteverwarmingssysteem niet groter zijn dan nodig voor de warmtevraag van het gebouw. Daarnaast moet de temperatuur in het warmtedistributie- en afgiftedeel op de laagst mogelijke temperatuur worden afgesteld, waarmee nog kan worden voorzien in de warmtevraag van het gebouw. Ook voor ruimtekoelingssystemen geldt dat de capaciteit niet groter mag zijn dan nodig voor de koudevraag van het gebouw. De temperatuur in het koudedistributie- en afgiftedeel van het systeem dient daarbij afgesteld te worden op de hoogst mogelijke temperatuur waarbij het ruimtekoelingssysteem kan voldoen aan de benodigde koudecapaciteit van het gebouw. Bij de installatie van alle hiervoor genoemde technische bouwsystemen geldt dat die systemen moeten worden geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van de onderdelen. Dit is voor de verschillende technische bouwsystemen telkens in het tweede lid opgenomen. Voor ruimteverwarmingssystemen geldt dat deze zodanig moeten worden ingeregeld dat er een energetisch optimale stooklijn is en dat het systeem hydraulisch in balans is. De inregeling mag niet ten koste gaan van het comfort en het systeem moet optimaal kunnen presteren bij typische (meest voorkomende) gebruiksomstandigheden. Bij ruimtekoelingssystemen is het systeem afgesteld op de energetisch optimale condensor- en verdampertemperaturen en is hydraulisch in balans (voor hydraulische systemen) of heeft geoptimaliseerde luchtstromen (voor lucht-distributiesystemen). Ook bij ruimtekoelingssystemen mag de inregeling geen afbreuk doen aan het comfort en moet het systeem optimaal presteren bij typische (meest voorkomende) gebruiksomstandigheden. Bij ventilatiesystemen is het ventilatiedebiet geoptimaliseerd voor laag energieverbruik met behoud van comfort en luchtkwaliteit. Bij warm tapwatersystemen is de tapwatertemperatuur zodanig ingeregeld dat het energieverbruik zo laag mogelijk is, maar er geen risico’s ontstaan ten aanzien van legionella-veiligheid.Ruimteverwarmings-, ruimtekoelings-, ventilatie- en warm tapwatersystemen en systemen voor ingebouwde verlichting moeten voldoende instelbaar te zijn. Ruimteverwarmingssystemen moeten daarbij zijn voorzien van een ruimtethermostaat van klasse 2 of hoger als bedoeld in verordening Nr. 1253/2014 van de Commissie van 7 juli 2014 tot uitvoering van Ecodesign richtlijn 2009/125/EC en van thermostatische radiatorkranen waaronder kranen voor vloerverwarming (PbEU 2014, L337/8). Bij vervanging of toevoeging van radiatoren binnen een ruimteverwarmingssysteem moeten deze radiatoren worden voorzien van thermostatische radiatorkranen met ingebouwde flowregeling of thermostatische radiatorkranen zonder flowregeling met een separaat voetventiel. Deze eisen zijn echter niet van toepassing als de ruimteverwarmingssystemen al worden aangestuurd door een gebouwautomatiserings- en controlesysteem waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden gerealiseerd (onderdeel zes). Bij ruimtekoelingssystemen moet een centraal aangestuurd systeem een kamerthermostaat te hebben. Bij individueel geregelde units moeten de ruimtekoelingssystemen een door de gebruiker in te stellen thermostaat te hebben. Ook hier geldt dat deze vereisten niet van toepassing zijn als de ruimtekoelingssystemen aangestuurd worden door een gebouwautomatiserings- en controlesysteem waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden gerealiseerd (onderdeel zes). Bij ventilatiesystemen moeten de systemen zijn voorzien van passende regelapparatuur waarmee het ventilatievolume in drie of meerdere standen of traploos aan te passen is aan de ventilatiebehoefte. Bij warm tapwatersystemen dient de watertemperatuur op toegankelijke wijze te kunnen worden ingesteld. Bij ingebouwde verlichting dient het systeem instelbaar te zijn door aan-uit schakelaars of aanwezigheidsdetectie. Gebouwautomatiserings- en controlesystemen (GACS) moeten worden ingesteld op een energetisch optimale prestatie onder typische (meest voorkomende) gebruiksomstandigheden en moeten voor oplevering te worden getest.

Met de wijziging in Stcrt. 2020, 37764 is de eerdere verwijzing voor de ruimtethermostaat in onderdeel a, subonderdeel 40 gecorrigeerd. Voortaan is verwezen naar de definitie van temperatuurregelaarklassen zoals opgenomen in artikel 6.1 van de Mededeling van de Commissie in het kader van de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (2014/C 207/02). Deze mededeling is online te raadplegen via https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52014XC0703(01)&from=NL. In genoemd artikel worden verschillende soorten centrale thermostatische regelingen voor verwarmingssystemen beschreven. Regelingen van klasse I (aan/uit-kamerthermostaat) voldoen niet aan de gestelde eis; andere gedefinieerde regelingen (zoals diverse soorten weercompensatieregelingen, een TPI-kamerthermostaat, modulerende kamerthermostaat en een multisensor kamertemperatuurregelaar) voldoen wel.

Met een eerdere wijziging van de Regeling bouwbesluit 2012 (Strct. 2020, 37764) is de verwijzing voor de ruimtethermostaten gecorrigeerd. Daarbij is per abuis een zinsnede wegvallen over thermostatische radiatorkranen. Dit is met de onderhavige wijziging, Stcrt. 2020. 66974, hersteld. Zie voor een toelichting op deze eis voor ruimteverwarmingssystemen de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 maart 2020, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling energieprestatie gebouwen inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stcrt. 2020, 13004).

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties