Bouwbesluit Online 2012


Artikel 3.6 (Stcrt. 2017, 73470) <is vervallen per 01.01.2021 na inwerkingtreding Stcrt 2020, 37764>

In artikel 5.2, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012 is opgenomen dat per 1 januari 2019 nieuwe gebouwen waarvan de overheid eigenaar is en waarin overheidsinstanties zijn gevestigd bijna energieneutraal moeten zijn. Deze bepaling is ter omzetting van artikel 9, eerste lid, van de herziene EPBD. Tevens is ter omzetting van artikel 9, eerste lid, van de herziene EPBD in artikel 5.2, zevende lid, van het Bouwbesluit 2012 opgenomen dat alle overige gebouwen bijna energieneutraal moeten zijn met ingang van 31 december 2020. In het achtste lid van artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 is bepaald dat bij ministeriële regeling voorschriften kunnen worden gegeven over (onder andere) deze beide leden. Met artikel 3.6 dat invulling geeft aan genoemd artikel 5.2, zesde lid, is uitgewerkt aan welke voorwaarden nieuwe overheidsgebouwen moeten voldoen om bijna energieneutraal te zijn. De energieprestatie is hiervoor in drie indicatoren uitgewerkt: de maximale energiebehoefte, het maximale primaire fossiel energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. In de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 30196, nr. 352) zijn de voorlopige eisen voor de drie waarden opgenomen. Volgens het methodologisch kader van de herziene EPBD moet vervolgens de kostenoptimaliteit (van het primair fossiel energiegebruik) en de kosteneffectiviteit (van de energiebehoefte en het aandeel hernieuwbare energie) worden bepaald. Hiertoe is een kostenoptimaliteitsstudie uitgevoerd, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit de kostenoptimaliteitsstudie is gebleken dat de voorgenomen eisen voor kantoren kostenoptimaal (primair fossiel energiegebruik) en kosteneffectief (energiebehoefte en aandeel hernieuwbare energie) zijn. Dit geldt ook voor de kostenoptimaliteit (primair fossiel energiegebruik) en kosteneffectiviteit (aandeel hernieuwbare energie) van de bijeenkomstgebouwen en de kosteneffectiviteit (aandeel hernieuwbare energie) van de celgebouwen. De voorgenomen eisen voor de energiebehoefte voor de bijeenkomstgebouwen en de celgebouwen en de voorgenomen eis voor primair fossiel energiegebruik voor de celgebouwen bleken te ambitieus, omdat de maatregelenpakketten niet kosteneffectief dan wel kostenoptimaal bleken te zijn. Deze eisen zijn, vergeleken met de voorlopige eisen, aangepast conform de procedures die de Europese Commissie voorschrijft. In de kostenoptimaliteitsstudie is gekeken naar de meest voorkomende soorten overheidsgebouwen: de kantoorgebouwen, bijeenkomstgebouwen en celgebouwen. Uitzonderlijke soorten gebouwen zijn vanwege de beperkte doorlooptijd van deze studie niet meegenomen. Deze gebouwen worden meegenomen bij het kostenoptimaliteitsonderzoek in 2018. Voor nieuwe overheidsgebouwen, anders dan de kantoor-, bijeenkomst- of celgebouwen, blijven in de periode van 1 januari 2019 tot het moment waarop de BENG-eisen voor alle nieuwbouw gaan gelden (1 januari 2020) de huidige EPC-eisen van kracht. Bovenstaande eis voor kantoorgebouwen geldt niet voor zeer kleine kantoorgebouwen met een vloeroppervlakte kleiner dan 100 m2 . Daarvoor blijven voorlopig de huidige EPC-eisen gelden. Het derde lid geeft de bepalingsmethode waarmee de waarden uit het eerste lid bepaald moeten worden. Deze bepalingsmethode is te vinden in de Handreiking BENG van 28 augustus 2017 (www.rijksoverheid.nl). Er wordt op gewezen dat in de Handreiking BENG nieuwe versies van NEN 1068, NEN 7120 en NVN 7125 zijn aangewezen. Bijlage I, waarin is aangegeven welke versie van een bepaalde norm van toepassing is, is overeenkomstig aangepast. Zie de toelichting bij artikel 1.2.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties