Bouwbesluit Online 2012


1. Inleiding

Per 1 januari 2021 is de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen in werking getreden, NTA 8800 [Stcrt. 2020, 57490]. Een energieadviseur moet vakbekwaam zijn om met deze methode te mogen werken en opnames en registraties te mogen doen ten behoeve van de BENG- berekening en het energielabel. Om het bewijs van vakbekwaamheid te behalen moeten verschillende examenmodules met goed gevolg worden afgelegd. Deze examenmodules worden aangeboden door CITO en ’t Examenpark. Sinds de lockdown van 16 december 2020 in verband met de COVID-19 pandemie (en verlenging hiervan op 12 januari en 2 februari 2021) is tot en met minimaal 2 maart 2021 fysiek examineren bij de exameninstellingen niet mogelijk.

Tijdens een lockdown is in verband met de strikte coronamaatregelen uitsluitend thuisexaminering mogelijk om adviseurs hun bewijs van vakbekwaamheid te laten behalen. Een deel van de modules, te weten de software- en casusmodules, kan echter niet op korte termijn digitaal worden afgenomen met thuisexaminering. Hierdoor kan het aantal adviseurs dat het bewijs van vakbekwaamheid heeft behaald voor de nieuwe bepalingsmethode niet verder groeien. Enkel met een overgangsregeling waarbij het behalen van het software examen niet vereist is, kan een persoon die wel al de modules voor het doen van de opname heeft behaald aan het werk. Dit zorgt er tegelijkertijd voor dat de focus gelegd kan worden op het ontwikkelen van een casusmodule voor thuisexaminering, waardoor deze sneller beschikbaar kan zijn.

Het mogen opnemen van de energieprestatie door personen die werkzaam zijn voor een certificaat- houder, nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, was al toegestaan onder de overgangsregeling van december 2020 [Stcrt. 2020, 66972]. In de onderhavige regeling is bepaald dat deze personen tot 1 juli 2021 (gelijk aan de einddatum van voornoemde overgangsregeling) ook de registratie van de energieprestatie voor energielabels mogen doen. Daarnaast is op gelijke wijze in de Regeling Bouwbesluit 2012 geregeld dat personen die werkzaam zijn voor een certificaathouder, of een bedrijf dat een certificaat heeft aangevraagd, die nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, BENG-berekeningen mogen maken en registreren. Met het tijdelijk niet vereisen van het behaald hebben van de software-modules komen er meer adviseurs beschikbaar, ongeacht een eventuele extra verlenging van de lockdown. De kwaliteit van de geregistreerde energieprestatieberekeningen en energielabels wordt geborgd middels het voorschrijven van aanvullende controles door de certificaathouder op de eerste twee registraties gedaan door personen die gebruik maken van deze overgangsregeling.

w.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 juni 2021, nr. 2021-0000319006 tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 in verband met een verlenging van de overgangsregelingen voor de vakbekwaamheid van energieadviseurs voor BRL 9500-W en 9500-U, Stcrt. 2021, 32830

IAlgemeen deel

Met deze wijzigingsregeling zijn bestaande overgangsregelingen1 in de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 verlengd met vier maanden.

Van de circa 1.100 energieadviseurs eind mei 2021 maakten nog circa 150 energieadviseurs gebruik van de overgangsregeling. Gezien de krapte aan vakbekwame energieadviseurs is het belangrijk dat deze adviseurs aan het werk kunnen blijven. Zij krijgen met deze verlenging vier maanden extra de tijd om het examen voor de software module te behalen om ook na 1 november 2021 aan het werk te kunnen blijven.

De inhoud van de overgangsregelingen wijzigt met de onderhavige regeling niet, zij worden alleen verlengd. De overgangsregeling in de Regeling energieprestatie gebouwen houdt in dat personen die werkzaam zijn voor een certificaathouder, en nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, de opname en registratie van de energieprestatie ten behoeve van energielabels mogen doen. Op grond van de overgangsregeling in deze regeling mogen personen die werkzaam zijn voor een certificaathouder, of een bedrijf dat een certificaat heeft aangevraagd, en die nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, BENG-berekeningen maken en registreren. Adviseurs zijn hiertoe aantoonbaar in staat wanneer zij alle examenmodules hebben behaald die voor het opnemen van de energieprestatie voor het van toepassing zijnde deelgebied en basis- of detailniveau vereist zijn. De software modules (W4b, W4d, U4b, U4d) zijn niet vereist2.

Bij een controle door de certificerende instelling op de vakbekwaamheid moet door de certificaathouder bewijs van het behalen van de vereiste examenmodules kunnen worden overlegd. Om de energieprestatie in EP-online te kunnen registreren moet de vakbekwaamheid worden aangegeven. Omdat voor een persoon die gebruikmaakt van de overgangsregeling hier nog geen sprake van is dient bij het aanvinken van de vakbekwaamheid de lettertoevoeging ‘O’ (voor overgangsregeling) achter het examennummer worden geplaatst. Wanneer het bewijs van vakbekwaamheid wordt behaald kan de adviseur deze lettertoevoeging weer verwijderen.

Om de kwaliteit van de geregistreerde energielabels te waarborgen is in de overgangsregelingen voorgeschreven dat de certificaathouder aanvullend in ieder geval de eerste twee geregistreerde energieprestaties controleert van een persoon die gebruik maakt van de overgangsregeling. Met ‘aanvullend’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het gaat om extra controles, dus bovenop de interne audits die op grond van paragraaf 6.1 van BRL 9500-W en BRL 9500-U moeten worden uitgevoerd. Het gaat om een beoordeling van het dossier in verband met een correcte registratie, en niet om een beoordeling op locatie. Wanneer de kwaliteit van een geregistreerde energieprestatie onvoldoende is zal de certificaathouder dit vroeg constateren en laten herstellen. Op grond van paragraaf 6.1 van BRL 9500-W en BRL 9500-U dient de registratie in het geval van een kritieke afwijking opnieuw gedaan te worden en vindt een extra controle plaats. Het verdient aanbeveling dat deze controle plaatsvindt op de eerstvolgende registratie die de persoon werkzaam onder de overgangsregeling doet. De certificaathouder kan er aanvullend voor kiezen om deze rapporten door de certificerende instelling te laten controleren. De certificaathouder blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit. De certificaathouder legt de resultaten van de controle vast ten behoeve van de certificerende instelling.

1 Stcrt. 2020, 66972 en Stcrt. 2021, 7104.

2 Een overzicht van de benodigde examenmodules is door ISSO gepubliceerd op https://isso.nl/kennis/ep.

x.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

IAlgemeen deel

1.Inleiding

Deze wijziging van de Regeling bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling (hierna: deze regeling) vormt een nadere uitwerking van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Voornoemd wijzigingsbesluit betreft de implementatie van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (Richtlijn (EU) 2018/2010 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 ter wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 156/75)). Deze herziene richtlijn (hierna ook: EPBDIII) bevat in artikel 15, eerste lid, een verplichting voor lidstaten om de nodige maatregelen te treffen voor het instellen van regelmatige keuringen van de toegankelijke delen van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW. 1 2 De keuring omvat een beoordeling van het rendement en de dimensionering van het airconditioningsysteem ten opzichte van de koelingsbehoeften van het gebouw. Hierbij wordt rekening gehouden met het vermogen van het systeem en het optimaliseren van prestaties onder typische of gemiddelde werkingsomstandigheden. Een verslag van de keuring met aanbevelingen dient overhandigd te worden aan de eigenaar of huurder. Ook dient diegene die de keuring verricht deskundig en onafhankelijk te werk te gaan. De uitwerking van de keuringsmethodiek en de eisen voor de keuringsdeskundige gebeurt bij ministeriële regeling, waarvan deze regeling het voortvloeisel is. 3

1 artikelen 6.60 en 6.62 Bouwbesluit 2012 en artikelen 6.37 en 6.27a Besluit bouwwerken leefomgeving.

2 Wanneer er in het gebouw een gebouwautomatiserings- en controlesysteem (hierna: GACs) aanwezig is dat voldoet aan de eisen, dan vervalt de keuringsplicht voor zowel de verwarmings- als de airconditioningsinstallatie. Dat geldt ook als het gebouw deel uitmaakt van een energieprestatiecontract dat voldoet aan de eisen.

3 Voor de uitwerking van de beroeps- en kwalificatie-eisen voor de verwarmingskeuringsdeskundigen, zodat deze voldoen aan de EPBDIII-verplichtingen, is een SCIOS-certificeringsregeling aangewezen. Dit maakt daarom geen onderdeel uit van onderhavige wijzigingsregeling.

2.Hoofdlijnen van de regeling

2.1Keuring airconditioningsystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen

De EPBDIII is op 10 maart 2020 in werking getreden in Nederland. De keuringsverplichtingen voor airconditioningsystemen zijn hierin herzien. Voor de periode van 10 maart 2020 tot en met 10 maart 2022 geldt echter overgangsrecht 1 waarbinnen de oude keuringsmethodiek nog gebruikt mag worden. Hier is voor gekozen, omdat de voorbereidingstijd voor de nieuwe methodiek relatief kort was met het oog op goede uitvoering. Het was namelijk niet mogelijk om opleidingen, examens en praktische middelen voor de uitvoering van keuringen tijdig aan te passen.

In 2020 heeft een adviescommissie de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geadviseerd over de benodigde aanpassingen van de keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen, zodat wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EPBDIII. De adviescommissie bestaat uit een brede werkgroep met daarin vertegenwoordigers van De Nederlandse Verwarmingsindustrie, NVKL branchevereniging luchtbehandeling en koudetechniek, Techniek Nederland en VLA / Binnenklimaat Nederland, Hogeschool Aeres en het Rijksvastgoedbedrijf. De Minister heeft hun advies overgenomen en neemt de benodigde aanpassingen op in de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling via onderhavige wijziging. De keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen zijn op drie elementen aangepast. Allereerst zijn ze uitgebreid zodat ook gecombineerde ventilatiesystemen hieronder vallen. Ten tweede zijn ze uitgebreid zodat het verwarmingsdeel van gecombineerde verwarmings- en airconditioningssystemen hieronder valt. Ten slotte is de beschrijving in bijlage IV bij de Regeling Bouwbesluit 2012 verduidelijkt en vereenvoudigd. Dit komt de uitvoering van keuringen ten goede.

In Bijlage IV bij de Regeling Bouwbesluit 2012 zijn de aanpassingen van de keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen verwerkt. De bijlage bevat een inspectielijst en een advieslijst. De inspectielijst geeft aan hoe de keuring inhoudelijk vormgegeven moet worden en welke aspecten van een airconditioningssystemen in de keuring bekeken moeten worden. De advieslijst geeft aan welke adviezen gegeven moeten worden aan de eigenaar of gebruiker van het systeem wanneer de inspectie laat zien dat het systeem niet optimaal functioneert.

Tot slot beoogt onderhavige wijzigingsregeling eventuele onduidelijkheid over de afbakening tussen de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen weg te nemen. Systemen waarbij een installatie met een warmtepomp zowel ruimteverwarming- als koeling verzorgt, vallen onder het keuringsregime van airconditioningssystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen. Systemen waarbij een ventilatiesysteem gecombineerd is met zowel een verwarmingssysteem als een airconditioningsysteem, worden alleen gekeurd volgens het keuringsregime van airconditioningssystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen.

1 Zie artikel 6.37a van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84).

2.2Examens

In onderhavige regeling zijn de beroeps- en kwalificatie-eisen van de deskundigen aangepast zodat deze aansluiten op de gewijzigde keuringsmethodiek. Dit betekent allereerst dat de exameneisen voor de diploma’s EPBD-A en EPBD-B zijn gewijzigd in bijlage V bij de Regeling Bouwbesluit 2012. Het examen EPBD-A diploma richt zich vooral op praktische handelingen, controles en bevindingen. Het examen EPBD-B richt zich op theoretische beoordelingen, analyses en bevindingen. De voornaamste wijzigingen van de exameneisen betreffen de bepaling van het nominaal vermogen op systeemniveau, de beoordeling van onderhoud, regelingen en elementen van het ventilatiesysteem en regelingen en elementen van het systeem bedoeld voor verwarming bij gecombineerde systemen.

2.3Diploma's

Voor deskundigen in het bezit van een recent verlopen EPBD-A en/of EPBD-B diploma wordt het mogelijk gemaakt met een bijscholingsexamen een nieuw diploma te verkrijgen. Wanneer het diploma niet meer dan twee jaar verlopen is kan dit op dezelfde manier als voor een nog geldig diploma. Het EPBD-A en/of EPBD-B diploma is vervolgens weer vijf jaar geldig vanaf het moment dat het examen is behaald. Gebouweigenaren of huurders hadden al de mogelijkheid om een overzicht te verkrijgen van geregistreerde deskundigen met een geldig diploma EPBD-A en/of EPBD-B diploma. Zo kunnen gebouweigenaren of huurders controleren of een keurmeester bevoegd is om de keuring van het airconditioningsysteem of het gecombineerde airconditioning- en ventilatiesysteem uit te voeren. Om de toegankelijkheid van keuringen te vergroten wordt deze lijst nu ook regelmatig gepubliceerd op internet.

3Verhouding tot hoger en ander recht

De onderhavige regeling vormt een uitwerking van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Voorgenoemd wijzigingsbesluit betreft de implementatie van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (Richtlijn (EU) 2018/2010 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 ter wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 156/75)). De onderhavige regeling wijzigt de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling. De wijzigingen van de Omgevingsregeling zullen in werking treden op het moment dat de Omgevingswet in werking zal treden.

4Overgangsrecht en inwerkingtreding

Voorliggende regeling betreft een implementatie van een richtlijn welke uiterlijk op 10 maart 2022 in werking moet treden, op grond van het eerder vastgestelde Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Deze regeling wijzigt de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling. Artikel I van deze regeling zal op 10 maart 2022 in werking treden. Op het tijdstip dat de Omgevingsregeling in werking zal treden, zal artikel II van deze regeling in werking treden.

y.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

Inleiding

Deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 vormt de nadere uitwerking van het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658) (hierna ook: het wijzigingsbesluit). Het wijzigingsbesluit betreft implementatie van de herziene richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (PbEU 2018, L 382)). Deze herziene richtlijn (hierna ook: REDII) bevat in artikel 15, vierde lid, een verplichting voor lidstaten om een hoeveelheid hernieuwbare energie voor te schrijven bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Voor nieuwbouw is dit geïmplementeerd met het Besluit van 13 december 2019, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw (Stb. 2019, 501), ofwel Besluit BENG. Op grond van dat besluit geldt vanaf 1 januari 2021 een eis voor een minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie. Voor ingrijpende renovatie is de verplichting geïmplementeerd met het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658), waarvan deze regeling de uitwerking betreft.

Hoofdlijnen van de regeling

Leidraad

In de onderhavige wijzigingsregeling is de ‘Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie’ aangewezen. Deze leidraad beoogt het werken met de eis en de uitzonderingen in de praktijk te vereenvoudigen voor betrokken partijen zoals het bevoegd gezag, projectontwikkelaars, architecten, bouwkundige adviseurs en energieadviseurs of (bouwtechnische) vastgoedbeheerders en gebouweigenaren. Inhoudelijk biedt de leidraad een praktisch stappenplan voor de partijen die te maken krijgen met de eis. Aan de hand van een stroomschema wordt geïllustreerd wanneer de eis van toepassing is. Hierin zijn verwijzingen opgenomen per onderdeel naar de betreffende toelichting in de leidraad. Daarnaast worden de uitzonderingssituaties nader toegelicht waarbij de leidraad fungeert als aangewezen middel om aan te tonen of er sprake is van een uitzonderingssituatie. Ten slotte worden veelvoorkomende situaties nader uitgelegd aan de hand van een aantal praktische voorbeelden.

Verhouding tot hoger en ander recht

De onderhavige regeling vormt uitwerking van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012, zoals dat luidt na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. De uitwerking van artikel 5.20 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zoals dat luidt na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit worden opgenomen in de Omgevingsregeling. Dit gebeurt middels een aparte ministeriële regeling.

Inwerkingtreding

De regeling treedt gelijktijdig in werking met de wijzigingen in het Bouwbesluit 2012, opgenomen in het wijzigingsbesluit (het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658)). Voorliggende regeling betreft een implementatie van een richtlijn welke uiterlijk op 30 juni 2021 geïmplementeerd dient te zijn in nationale regelgeving. In verband hiermee wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn en de vaste verandermomenten.

z.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 24 februari 2022, nr. 2022-0000078435, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van de actuele versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, Stcrt. 2022, 6293

IAlgemeen deel

1.Inleiding

De Bepalingsmethode milieuprestatie gebouwen en GWW-werken (hierna: de Bepalingsmethode) wordt gebruikt voor de berekening van de milieuprestatie van bouwwerken. In artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012 is de wettelijke eis opgenomen waaraan bouwwerken moeten voldoen wat betreft de milieuprestatie. In artikel 3.1 van de Regeling Bouwbesluit 2012 is vastgesteld op welke manier deze milieuprestatie moet worden berekend. Met deze wijziging is de nieuwe versie van de Bepalingsmethode aangewezen in de Regeling Bouwbesluit 2012 voor de toepassing van artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012.De milieuprestatie wordt ingezet om de milieueffecten van het materiaalgebruik bij de bouw te verminderen, momenteel van nieuwe woningen, woongebouwen en kantoren. Een verlaging van de milieudruk van het materiaalgebruik in een gebouw leidt tot een betere milieuprestatie. De aanvrager van een vergunning voor het bouwen zal met een berekening moeten kunnen aantonen dat de streefwaarde voor de milieuprestatie, zoals gesteld in het Bouwbesluit 2012, niet wordt overschreden. Met de voorliggende wijziging is ook de Regeling omgevingsrecht aangepast. De Bepalingsmethode wordt namelijk ook toegepast op grond van artikel 2.2, vierde lid, onder b, van de Regeling omgevingsrecht bij de aanvraag van vergunningen voor een bouwactiviteit. Deze bepaling schrijft voor dat ten behoeve van toetsing aan het Bouwbesluit 2012 gegevens en bescheiden dienen te worden aangeleverd over de milieubelasting van het gebouw door de toe te passen materialen, bepaald volgens de Bepalingsmethode. Door deze wijziging wordt ook in dit artikel de nieuwe versie van de Bepalingsmethode aangewezen, zodat de juiste versie zal worden gebruikt bij de aanvraag van vergunningen voor een bouwactiviteit. De meest recente aanpassing van de Bepalingsmethode heeft twee doelen:

  • Verlaging van de milieudruk van bouwwerken door het stimuleren van de toepassing van circulaire maatregelen;
  • Actualisering van de Bepalingsmethode aan nieuwe inzichten met betrekking tot de berekening van de milieu-impact van bouwwerken. De wijziging geeft uitvoering aan de beleidsvoornemens die genoemd zijn in de brief van 19 oktober 2019 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer. De Bepalingsmethode wordt beheerd door de onafhankelijke stichting Nationale Milieu Database (hierna: stichting NMD). Het bestuur van de stichting NMD stelt de Bepalingsmethode vast, waarna deze wordt aangewezen in de regelgeving. In dit proces worden de belanghebbende partijen (opdrachtgevers, ontwerpers en adviseurs, leveranciers en bouwers) intensief betrokken.

2.Inhoudelijke wijzigingen van de Bepalingsmethode

In de genoemde wijziging van de Bepalingsmethode zitten maatregelen die leiden tot de bevordering van verlaging van de milieudruk van bouwproducten en bouwwerkinstallaties en een betere zichtbaarheid van circulaire maatregelen. De onderhavige aanwijzing maakt het mogelijk om het effect van hergebruikte producten en materialen op de milieubelasting van een bouwwerk zichtbaar te maken. Met name partijen die sterk inzetten op circulaire maatregelen voor de beperking van de milieudruk van bouwwerken worden hiermee ondersteund. In het kort is de Bepalingsmethode als volgt gewijzigd:

a.Bepalingsmethode, versie 1.0 (juli 2020): actualisatie van de Bepalingsmethode door het volgen van een wijziging van de EN15804 en enkele regels in de Bepalingsmethode die het gebruik van grondstoffen beschrijven om de circulaire maatregelen zichtbaar te kunnen maken in de gegevens-uitvoer;
b.Wijzigingsblad van 1 oktober 2020 bij de Bepalingsmethode: regels voor de berekening van de milieueffecten van hergebruik binnen de milieuprestatie en verwijzing naar een richtlijn voor bepaling van een specifieke gebouwlevensduur anders dan de forfaitaire levensduur;
c.Wijzigingsblad van 1 februari 2021 bij de Bepalingsmethode: aanpassing van enkele achterliggende bestanden in de Milieudatabase zelf, zodat meer soorten milieudata van bouwproducten kunnen worden opgenomen in de Milieudatabase;
d.Wijzigingsblad van 1 oktober 2021 bij de Bepalingsmethode: actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels en definities.

3.Gevolgen van de wijzigingen voor de milieuprestatie

Ad a) actualisatie van de Bepalingsmethode vanwege wijziging EN15804 en wijziging enkele regels

De actualisatie van de Bepalingsmethode vanwege de wijziging van de EN 15804 heeft betrekking op de wijze waarop leveranciers van bouwproducten hun informatie doorgeven aan de stichting NMD1. Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie van een bouwwerk. De wijziging van enkele regels heeft betrekking op de gegevensuitvoer bij een berekening met de Bepalingsmethode. Met deze wijziging kan naast de milieuprestatie van een bouwwerk ook zichtbaar worden gemaakt bij welke materialen en producten in een bouwwerk sprake is van hergebruik van secundaire grondstoffen. Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie van een bouwwerk.

Ad b) berekening van de milieueffecten van hergebruik en verlenging levensduur

De wettelijke streefwaarde voor de milieuprestatie kan worden gerealiseerd met maatregelenpakketten waarbij gebruik wordt gemaakt van de forfaitaire levensduur van het gebouw en zonder scenario’s voor maatregelen voor hergebruik van gebouwelementen na sloop2. De wettelijke streefwaarde is de milieuprestatie die een bouwwerk moet behalen. De milieuprestatie wordt berekend met behulp van de Bepalingsmethode. In deze berekening wordt de omvang van de effecten van een 11-tal milieucategorieën berekend (zoals klimaateffect, uitputting primaire grondstoffen en afvalproductie) voor het materiaalgebruik. Deze worden gewogen opgeteld en omgerekend naar m2 gebruiksoppervlakte tot één getal voor de integrale milieuprestatie. Dat is de milieuprestatie van het bouwwerk. Met de wettelijke streefwaarde worden de schadelijke milieueffecten van het materiaalgebruik bij nieuwbouw verminderd. In het wijzigingsblad is uitgewerkt hoe hergebruik een plek heeft gekregen binnen de milieuprestatie. De uitvoerder van een berekening van de milieuprestatie kan hiermee hergebruik specifieker invullen, waarmee een accuratere berekening kan worden gemaakt van de milieuprestatie van het bouwwerk, bij hergebruik van bouwmaterialen en -producten. Voor de gebouwlevensduur wordt in de nieuwe versie van de Bepalingsmethode verwezen naar een richtlijn voor de bepaling van een specifieke gebouwlevensduur, als men af wil wijken van de forfaitaire levensduur3. Een verlenging van de levensduur van het gebouw kan leiden tot een verbetering van de milieuprestatie van een gebouw, maar nooit tot een verslechtering. Een bouwer die met de nu beschikbare materialen en bouwmethoden aan de milieuprestatie-eis wil voldoen kan dit realiseren. Voor een bouwer die juist een stap duurzamer wil bouwen dan de wettelijke eis, geeft deze wijziging meer mogelijkheden om de extra milieuprestatie van zijn bovenwettelijke inspanningen zichtbaar te krijgen in de berekende milieuprestatie. De wijziging kan leiden tot een verschuiving in de toepassing naar materialen en bouwmethoden die leiden tot een langere gebouwlevensduur en grotere toepassing van hergebruik na sloop.

Ad c) aanpassing achterliggende databestanden

Deze maatregel is gericht op de stichting NMD. De databestanden in de Milieudatabase worden centraal door de stichting NMD beheerd en worden doorgegeven aan de rekensoftware. De aanpassing heeft geen invloed op de milieuprestatie van een bouwwerk.

Ad d) actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels, definities

Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie van een bouwwerk.

1 De EN15804 is een Europese norm voor het maken van de levenscyclusanalyse van bouwmaterialen en -producten die gebruikt wordt in de Bepalingsmethode. De Bepalingsmethode volgt de EN15804 in het kader van Europese uniformiteit.

2 De wettelijke streefwaarde is neergelegd in artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012 en in artikel 4.159 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Meer informatie over de milieuprestatie is te vinden op de website van de stichting NMD, https://milieudatabase.nl/.

3 Onderzoek ‘Richtlijn specifieke gebouwlevensduur’; bedoeld voor toepassing bij de milieuprestatieberekening; W/E adviseurs; Utrecht, december 2020, https://milieudatabase.nl/wp-content/uploads/2021/03/Onderzoeksrapport-Richtlijn-specifieke-gebouwlevensduur-december-2020.pdf.

4.Inwerkingtreding

De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022. Dat is in overeenstemming met het systeem van de vaste verandermomenten. De wijzigingen zijn deels al geruime tijd geleden vastgesteld door de stichting NMD. Dat betekent dat partijen in de bouwsector bij in voorbereiding zijnde bouwwerken al met deze wijzigingen werken. Om die reden wordt belang gehecht aan een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van artikel I en II van de wijzigingsregeling waar de berekening van de wettelijke milieuprestatie in wordt gewijzigd. Bij deze wijzigingsregeling is er deels rekening gehouden met de formele voorbereidingstijd voor het bouwbedrijfsleven, maar niet met de volle twee maanden vanaf de vaststelling van deze regeling. Er wordt in dat verband op gewezen dat de regeling met de notificatie openbaar is gemaakt en partijen dus vanaf dat moment kennis hebben kunnen nemen van de regeling.

aa.Regeling van de de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 april 2022, nr. 2022-0000156915] tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Omgevingsrecht in verband met het aanwijzen van geactualiseerde versies van BRL 9500, BRL 9501 en NTA 8800

IAlgemeen deel

1.Inleiding

Op 1 januari 2021 is de energieprestatiebepalingsmethode NTA 88001 in werking getreden. Sinds die datum gelden ook nieuwe versies van de beoordelingsrichtlijnen 9500-U, 9500-W en 9501. De BRL 9500-U en 9500-W betreffen nationale beoordelingsrichtlijnen waarin certificatieschema’s zijn beschreven die worden gehanteerd door elke certificatie-instelling die daarvoor door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd binnen het Stelsel Energieprestatie Gebouwen (hierna: Stelsel EPG). Het betreft één beoordelingsrichtlijn voor utiliteitsgebouwen (BRL 9500-U) en één voor woningen en woongebouwen (9500-W). De BRL 9501 bevat de methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen. De onderhavige regeling wijst een nieuwe versie aan van de al eerder in de regelgeving opgenomen bepalingsmethode NTA 8800 en nieuwe wijzigingsbladen bij de eerder in de regelgeving opgenomen versies van beoordelingsrichtlijnen.

Sinds de publicatie van NTA 8800:2020+A1:2020 en de inwerkingtreding ervan op 1 januari 2021, evenals het bindend verklaren van de BRL-en 9500-W, 9500-U en 9501 in april 2020, is er bij de verdere uitwerking en testen van de rekensoftware, en de ervaringen vanuit de markt, een aantal omissies en interpretatiezaken aan het licht gekomen die verwerkt zijn in interpretatie- en wijzigingsdocumenten. Daarnaast zijn, op verzoek van de markt, een aantal inhoudelijke wijzigingen aangebracht op onderwerpen waarvoor, sinds de totstandkoming van NTA 8800, nieuwe inzichten zijn verkregen of ten aanzien van nieuwe technieken die zich hebben bewezen. De inhoudelijke wijzigingen betreffen bijvoorbeeld het verduidelijken van de definitie van kleine warmtenetten, het opnemen van ‘vrije koeling’ als hernieuwbare energie en het nauwkeurig mogen berekenen van de leidinglengte bij woningbouw.

Deze omissies, interpretaties en nieuwe zaken zijn volgens een vooraf overeengekomen procedure en in afstemming met de Projectgroep NTA 8800 en de Programmaraad Stelsel Energieprestatie Gebouwen (hierna: Programmaraad) nu verwerkt in NTA 8800:2022, en in nieuwe wijzigingsbladen bij de BRL-en 9500-W, 9500-U en 9501.

De wijzigingen die verwerkt zijn in NTA 8800:2022 hebben geen of een zeer klein effect op de BENG2 -eisen, TOjuli-eis3 en de labelklassengrenzen van het Stelsel EPG. In het geval een klein effect is geconstateerd is het belang van deze aanpassing afgewogen in het kader van het stimuleren en toestaan van innovaties en nieuwe technieken.

De nieuwe versie van NTA 8800 werkt door in de verschillende beoordelingsrichtlijnen waardoor nieuwe wijzigingsbladen worden vastgesteld. Bij de BRL-en 9500-U en 9500-W gaat het met name om het verwijzen naar de meest actuele versie van de opnameprotocollen en NTA 8800 en het verhelderen van zaken in de BRL die in de praktijk discussie opriepen. In de opnameprotocollen zijn de aanpassingen doorgevoerd die voortvloeien uit de nieuwe versie van NTA 8800. Bij de BRL 9501 gaat het voornamelijk om het toevoegen van een aantal rekentesten waaraan de software moet voldoen.

1 Versie NTA 8800:2020+A1:2020.

2 Bijna energieneutrale gebouwen’; Stb. 2019, 501 en Stcrt. 2020, 37764.

3 TOjuli betreft de waarde voor risico op oververhitting in woningen.

ab.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 april 2022 tot wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012, houdende nadere regels inzake kwaliteitsborging voor het bouwen, Stcrt. 2022, 10958

IAlgemeen deel

1.Inhoud

Deze regeling is een uitwerking van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: het Besluit) en wijzigt de Regeling Bouwbesluit 2012 (hierna Rb). In deze regeling wordt uitwerking gegeven aan:

  • de opleiding, kennis en ervaring van de kwaliteitsborger;
  • de administratieve organisatie van de kwaliteitsborger:
  • de bewaarplicht van de kwaliteitsborger van relevante gegevens en bescheiden;
  • de informatie die de kwaliteitsborger dient te verstrekken aan de instrumentaanbieder;
  • het formulier voor de verklaring van de kwaliteitsborger;
  • de verdeelsleutel voor de jaarlijkse bijdrage per instrumentaanbieder in de toezichtkosten.
In deze regeling is de nadere uitwerking opgenomen die nodig is met het oog op de voorbereiding op de invoering van het stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Het gaat hierbij om de artikelen die de toelatingsorganisatie nodig heeft om met haar voorbereidende werkzaamheden te beginnen. Het is de bedoeling dat het gehele stelsel voor kwaliteitsborging voor het bouwen op 1 januari 2023 in werking treedt, gelijktijdig met de Omgevingswet. Voor een algemene toelichting kan worden verwezen naar hoofdstuk 1 van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen.
ac.Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2023, nr. 2023-0000223264 tot wijziging van de Omge-vingsregeling en enkele andere regelingen in verband met een nieuwe versie van NTA 8800 en nieuwe wijzigingsbladen bij BRL 9500 en BRL 9501, Stcrt. 2023, 12584

IAlgemeen deel

1.Inhoud

Op 1 januari 2021 is de energieprestatiebepalingsmethode Nederlandse Technische Afspraak 8800 (NTA 88001) in werking getreden. Sinds die datum gelden ook nieuwe versies van de beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) 9500-U, 9500-W en 9501. De BRL-en 9500-U en 9500-W betreffen nationale beoordelingsrichtlijnen waarin certificatieschema’s zijn beschreven die worden gehanteerd door elke certificatie-instelling die daarvoor door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd binnen het Stelsel Energieprestatie Gebouwen (hierna: Stelsel EPG). Het betreft één beoordelingsrichtlijn voor utiliteitsgebouwen (BRL 9500-U) en één voor woningen en woongebouwen (BRL 9500-W). De BRL 9501 bevat de methoden voor het berekenen van de energieprestatie van gebouwen. De onderhavige regeling wijst een nieuwe versie aan van de energieprestatiebepalingsmethode NTA 8800 en nieuwe wijzigingsbladen bij de eerder in de regelgeving opgenomen versies van de genoemde beoordelingsrichtlijnen. Sinds de publicatie van NTA 8800:2020+A1:2020 en de inwerkingtreding ervan op 1 januari 2021, en sinds de bindend verklaring van de BRL-en 9500-W, 9500-U en 9501 in april 2020, is in 2021 al een aantal omissies en interpretatiezaken verwerkt en zijn enkele nieuwe zaken verwerkt. Dit heeft geresulteerd in de NTA 8800:2022, en in nieuwe wijzigingsbladen bij de BRL-en 9500-W, 9500-U en 9501, die sedert 1 juni 2022 zijn aangewezen in de bouwregelgeving (Stcrt. 2022, 8634).

In de met de onderhavige regeling aangewezen versie van NTA 8800 (NTA 8800:2023) en in de nieuwe wijzigingsbladen zijn wederom een aantal interpretatiezaken verduidelijkt, enkele vereenvoudigingen doorgevoerd en enkele beleidsmatige zaken doorgevoerd. Om met de beleidsmatige zaken te beginnen: ten eerste is de standaard voor woningisolatie2 in de NTA 8800:2023 opgenomen, mede omdat deze tot uitdrukking komt op het energielabel voor woningen. Daarnaast is – in gezamenlijk overleg tussen de Ministeries Infrastructuur & Waterstaat, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) – een eenduidige ondergrens aangegeven (100 kW thermisch vermogen) voor biomassa-gestookte inrichtingen die als volledig hernieuwbaar worden gewaardeerd. Deze ondergrens vervangt de eerdere niet eenduidige grens dat de inrichting onder het Activiteitenbesluit milieubeheer moest vallen, hetgeen tot veel vragen leidde. Verder zijn beleidsmatige criteria toegevoegd om de inzet van de zogenoemde elektrode-boilers in warmtenetten beter te waarderen bij specifieke inzet tijdens pieken van opwek van hernieuwbare elektriciteit. Tot slot is in de gewijzigde BRL 9500 de mogelijkheid geboden om bij aanvraag Omgevingsvergunning (bij de BENG-berekening3) gebruik te kunnen maken van goed onderbouwde waardes die afwijken van forfaitaire waardes in NTA 8800 (van collectieve of gemeenschappelijke installaties of installatie-onderdelen voor verwarming, warmtapwater of ventilatie) zonder dat daarbij de voorwaarde geldt dat er een BCRG4 -goedgekeurde kwaliteits- of gelijkwaardigheidsverklaring beschikbaar is. Wel wordt daarbij de kanttekening gemaakt dat een dergelijke BCRG-verklaring bij oplevering (en ten behoeve van het energielabel) dan wél overlegd moet worden.

Naast deze beleidsmatige zaken zijn ook een aantal verduidelijkingen, vereenvoudigingen en inhoudelijke wijzigingen in de NTA 8800:2023 (en – indien aan de orde – de bijbehorende opnameprotocollen ISSO-publicaties 75.1 en 82.1) doorgevoerd. Bij verduidelijkingen is bijvoorbeeld beter omschreven hoe wordt omgegaan met situaties waarbij meerdere opweksystemen aanwezig zijn binnen één ruimte en is de schematisering van gemeenschappelijke ruimtes beter omschreven. Daarnaast is een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd waarbij eerder specifieke zaken door de adviseur moesten worden uitgezocht en ingevoerd die echter veelal nauwelijks effect op de eindresultaten gaven. Voor die aspecten zijn nu vaste of forfaitaire waarden in de bepalingsmethode opgenomen. Een voorbeeld hierbij is de hoogte van de vloer boven het maaiveld waarvoor de adviseur eerder een waarde moest aangeven en waarvoor nu een vaste waarde (0,125 m) wordt aangehouden. Ook de aansluitwijze van elektrische boilers is nu vastgezet op een vaste waarde waarvoor eerder de adviseur een specifieke waarde moest invullen. Daarnaast zijn voor een aantal aspecten die in de praktijk lastig te achterhalen zijn vereenvoudigingen doorgevoerd. Te denken valt bijvoorbeeld aan het vermogen van ventilatoren bij ventilatorconvectoren, het aantal Pascal van luchtdrukgestuurde roosters en het vervallen van de nieuwwaardecompensatie verlichting.

Tot slot zijn nog enkele inhoudelijke wijzigingen/verbeteringen doorgevoerd. Als voorbeeld kan genoemd worden dat de “bufferende” werking van aangrenzende onverwarmde ruimten (AOR) nu ook bij de basisopnames (veelal gebruikt bij energieprestatieberekeningen voor energielabels) beter wordt gewaardeerd. Voor een aangrenzende onverwarmde ruimte kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een onverwarmd trappenhuis in een woongebouw dat grenst aan een wand van een aangelegen appartement. De nieuwe versie van NTA 8800 werkt door in de verschillende beoordelingsrichtlijnen waardoor nieuwe wijzigingsbladen worden vastgesteld. Bij de BRL-en 9500-U en 9500-W gaat het met name om het verwijzen naar de meest actuele versie van de opnameprotocollen en NTA 8800 en het verhelderen van zaken in de BRL die in de praktijk discussie opriepen. In de opnameprotocollen (ISSO 75.1 en 82.1) zijn de aanpassingen doorgevoerd die voortvloeien uit de nieuwe versie van NTA 8800. Bij de BRL 9501 gaat het voornamelijk om het toevoegen van een aantal rekentesten waaraan de software moet voldoen.

Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (hierna: NEN) heeft ter informatie een document opgesteld waarin alle inhoudelijke wijzigingen die zijn doorgevoerd in NTA 8800:2023 inzichtelijk worden gemaakt5.

1 Versie NTA 8800:2020+A1:2020.

2 De standaard voor woningisolatie is een toekomstvast advies voor de isolatiegraad van gebouwen, waarmee het gebouw goed genoeg geïsoleerd is om aardgasvrij te worden.

3 BENG staat voor bijna-energieneutrale-gebouwen.

4 BCRG betreft het bureau voor de controle en registratie van gelijkwaardigheids- en kwaliteitsverklaringen. Het faciliteert een onafhankelijk college van experts die de verklaringen keurt en neemt goedgekeurde verklaringen op in een databank die transparant op de site staat.

5 Zie: https://www.gebouwenergieprestatie.nl/bepalingsmethode/ onder het kopje “Meer informatie” is het mogelijk om de tekstvergelijking van de NTA 8800 edities 2022 en 2023 te downloaden.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties