Bouwbesluit Online 2012


I Algemeen deel

Met deze wijzigingsregeling zijn bestaande overgangsregelingen1 in de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 verlengd met vier maanden.

Van de circa 1.100 energieadviseurs eind mei 2021 maakten nog circa 150 energieadviseurs gebruik van de overgangsregeling. Gezien de krapte aan vakbekwame energieadviseurs is het belangrijk dat deze adviseurs aan het werk kunnen blijven. Zij krijgen met deze verlenging vier maanden extra de tijd om het examen voor de software module te behalen om ook na 1 november 2021 aan het werk te kunnen blijven.

De inhoud van de overgangsregelingen wijzigt met de onderhavige regeling niet, zij worden alleen verlengd. De overgangsregeling in de Regeling energieprestatie gebouwen houdt in dat personen die werkzaam zijn voor een certificaathouder, en nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, de opname en registratie van de energieprestatie ten behoeve van energielabels mogen doen. Op grond van de overgangsregeling in deze regeling mogen personen die werkzaam zijn voor een certificaathouder, of een bedrijf dat een certificaat heeft aangevraagd, en die nog niet het bewijs van vakbekwaamheid hebben behaald, maar wel aantoonbaar in staat zijn deze opname te doen, BENG-berekeningen maken en registreren. Adviseurs zijn hiertoe aantoonbaar in staat wanneer zij alle examenmodules hebben behaald die voor het opnemen van de energieprestatie voor het van toepassing zijnde deelgebied en basis- of detailniveau vereist zijn. De software modules (W4b, W4d, U4b, U4d) zijn niet vereist2.

Bij een controle door de certificerende instelling op de vakbekwaamheid moet door de certificaathouder bewijs van het behalen van de vereiste examenmodules kunnen worden overlegd. Om de energieprestatie in EP-online te kunnen registreren moet de vakbekwaamheid worden aangegeven. Omdat voor een persoon die gebruikmaakt van de overgangsregeling hier nog geen sprake van is dient bij het aanvinken van de vakbekwaamheid de lettertoevoeging ‘O’ (voor overgangsregeling) achter het examennummer worden geplaatst. Wanneer het bewijs van vakbekwaamheid wordt behaald kan de adviseur deze lettertoevoeging weer verwijderen.

Om de kwaliteit van de geregistreerde energielabels te waarborgen is in de overgangsregelingen voorgeschreven dat de certificaathouder aanvullend in ieder geval de eerste twee geregistreerde energieprestaties controleert van een persoon die gebruik maakt van de overgangsregeling. Met ‘aanvullend’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het gaat om extra controles, dus bovenop de interne audits die op grond van paragraaf 6.1 van BRL 9500-W en BRL 9500-U moeten worden uitgevoerd. Het gaat om een beoordeling van het dossier in verband met een correcte registratie, en niet om een beoordeling op locatie. Wanneer de kwaliteit van een geregistreerde energieprestatie onvoldoende is zal de certificaathouder dit vroeg constateren en laten herstellen. Op grond van paragraaf 6.1 van BRL 9500-W en BRL 9500-U dient de registratie in het geval van een kritieke afwijking opnieuw gedaan te worden en vindt een extra controle plaats. Het verdient aanbeveling dat deze controle plaatsvindt op de eerstvolgende registratie die de persoon werkzaam onder de overgangsregeling doet. De certificaathouder kan er aanvullend voor kiezen om deze rapporten door de certificerende instelling te laten controleren. De certificaathouder blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit. De certificaathouder legt de resultaten van de controle vast ten behoeve van de certificerende instelling.

1 Stcrt. 2020, 66972 en Stcrt. 2021, 7104.

2 Een overzicht van de benodigde examenmodules is door ISSO gepubliceerd op https://isso.nl/kennis/ep.

x.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

IAlgemeen deel

1.Inleiding

Deze wijziging van de Regeling bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling (hierna: deze regeling) vormt een nadere uitwerking van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Voornoemd wijzigingsbesluit betreft de implementatie van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (Richtlijn (EU) 2018/2010 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 ter wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 156/75)). Deze herziene richtlijn (hierna ook: EPBDIII) bevat in artikel 15, eerste lid, een verplichting voor lidstaten om de nodige maatregelen te treffen voor het instellen van regelmatige keuringen van de toegankelijke delen van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditionings- en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW. 1 2 De keuring omvat een beoordeling van het rendement en de dimensionering van het airconditioningsysteem ten opzichte van de koelingsbehoeften van het gebouw. Hierbij wordt rekening gehouden met het vermogen van het systeem en het optimaliseren van prestaties onder typische of gemiddelde werkingsomstandigheden. Een verslag van de keuring met aanbevelingen dient overhandigd te worden aan de eigenaar of huurder. Ook dient diegene die de keuring verricht deskundig en onafhankelijk te werk te gaan. De uitwerking van de keuringsmethodiek en de eisen voor de keuringsdeskundige gebeurt bij ministeriële regeling, waarvan deze regeling het voortvloeisel is. 3

1 artikelen 6.60 en 6.62 Bouwbesluit 2012 en artikelen 6.37 en 6.27a Besluit bouwwerken leefomgeving.

2 Wanneer er in het gebouw een gebouwautomatiserings- en controlesysteem (hierna: GACs) aanwezig is dat voldoet aan de eisen, dan vervalt de keuringsplicht voor zowel de verwarmings- als de airconditioningsinstallatie. Dat geldt ook als het gebouw deel uitmaakt van een energieprestatiecontract dat voldoet aan de eisen.

3 Voor de uitwerking van de beroeps- en kwalificatie-eisen voor de verwarmingskeuringsdeskundigen, zodat deze voldoen aan de EPBDIII-verplichtingen, is een SCIOS-certificeringsregeling aangewezen. Dit maakt daarom geen onderdeel uit van onderhavige wijzigingsregeling.

2.Hoofdlijnen van de regeling

2.1Keuring airconditioningsystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen

De EPBDIII is op 10 maart 2020 in werking getreden in Nederland. De keuringsverplichtingen voor airconditioningsystemen zijn hierin herzien. Voor de periode van 10 maart 2020 tot en met 10 maart 2022 geldt echter overgangsrecht 1 waarbinnen de oude keuringsmethodiek nog gebruikt mag worden. Hier is voor gekozen, omdat de voorbereidingstijd voor de nieuwe methodiek relatief kort was met het oog op goede uitvoering. Het was namelijk niet mogelijk om opleidingen, examens en praktische middelen voor de uitvoering van keuringen tijdig aan te passen.

In 2020 heeft een adviescommissie de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geadviseerd over de benodigde aanpassingen van de keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen, zodat wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EPBDIII. De adviescommissie bestaat uit een brede werkgroep met daarin vertegenwoordigers van De Nederlandse Verwarmingsindustrie, NVKL branchevereniging luchtbehandeling en koudetechniek, Techniek Nederland en VLA / Binnenklimaat Nederland, Hogeschool Aeres en het Rijksvastgoedbedrijf. De Minister heeft hun advies overgenomen en neemt de benodigde aanpassingen op in de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling via onderhavige wijziging. De keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen zijn op drie elementen aangepast. Allereerst zijn ze uitgebreid zodat ook gecombineerde ventilatiesystemen hieronder vallen. Ten tweede zijn ze uitgebreid zodat het verwarmingsdeel van gecombineerde verwarmings- en airconditioningssystemen hieronder valt. Ten slotte is de beschrijving in bijlage IV bij de Regeling Bouwbesluit 2012 verduidelijkt en vereenvoudigd. Dit komt de uitvoering van keuringen ten goede.

In Bijlage IV bij de Regeling Bouwbesluit 2012 zijn de aanpassingen van de keuringsmethodiek en de deskundigheidseisen verwerkt. De bijlage bevat een inspectielijst en een advieslijst. De inspectielijst geeft aan hoe de keuring inhoudelijk vormgegeven moet worden en welke aspecten van een airconditioningssystemen in de keuring bekeken moeten worden. De advieslijst geeft aan welke adviezen gegeven moeten worden aan de eigenaar of gebruiker van het systeem wanneer de inspectie laat zien dat het systeem niet optimaal functioneert.

Tot slot beoogt onderhavige wijzigingsregeling eventuele onduidelijkheid over de afbakening tussen de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen weg te nemen. Systemen waarbij een installatie met een warmtepomp zowel ruimteverwarming- als koeling verzorgt, vallen onder het keuringsregime van airconditioningssystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen. Systemen waarbij een ventilatiesysteem gecombineerd is met zowel een verwarmingssysteem als een airconditioningsysteem, worden alleen gekeurd volgens het keuringsregime van airconditioningssystemen en gecombineerde airconditioning- en ventilatiesystemen.

1 Zie artikel 6.37a van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84).

2.2Examens

In onderhavige regeling zijn de beroeps- en kwalificatie-eisen van de deskundigen aangepast zodat deze aansluiten op de gewijzigde keuringsmethodiek. Dit betekent allereerst dat de exameneisen voor de diploma’s EPBD-A en EPBD-B zijn gewijzigd in bijlage V bij de Regeling Bouwbesluit 2012. Het examen EPBD-A diploma richt zich vooral op praktische handelingen, controles en bevindingen. Het examen EPBD-B richt zich op theoretische beoordelingen, analyses en bevindingen. De voornaamste wijzigingen van de exameneisen betreffen de bepaling van het nominaal vermogen op systeemniveau, de beoordeling van onderhoud, regelingen en elementen van het ventilatiesysteem en regelingen en elementen van het systeem bedoeld voor verwarming bij gecombineerde systemen.

2.3Diploma's

Voor deskundigen in het bezit van een recent verlopen EPBD-A en/of EPBD-B diploma wordt het mogelijk gemaakt met een bijscholingsexamen een nieuw diploma te verkrijgen. Wanneer het diploma niet meer dan twee jaar verlopen is kan dit op dezelfde manier als voor een nog geldig diploma. Het EPBD-A en/of EPBD-B diploma is vervolgens weer vijf jaar geldig vanaf het moment dat het examen is behaald. Gebouweigenaren of huurders hadden al de mogelijkheid om een overzicht te verkrijgen van geregistreerde deskundigen met een geldig diploma EPBD-A en/of EPBD-B diploma. Zo kunnen gebouweigenaren of huurders controleren of een keurmeester bevoegd is om de keuring van het airconditioningsysteem of het gecombineerde airconditioning- en ventilatiesysteem uit te voeren. Om de toegankelijkheid van keuringen te vergroten wordt deze lijst nu ook regelmatig gepubliceerd op internet.

3Verhouding tot hoger en ander recht

De onderhavige regeling vormt een uitwerking van het Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Voorgenoemd wijzigingsbesluit betreft de implementatie van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (Richtlijn (EU) 2018/2010 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 ter wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 156/75)). De onderhavige regeling wijzigt de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling. De wijzigingen van de Omgevingsregeling zullen in werking treden op het moment dat de Omgevingswet in werking zal treden.

4Overgangsrecht en inwerkingtreding

Voorliggende regeling betreft een implementatie van een richtlijn welke uiterlijk op 10 maart 2022 in werking moet treden, op grond van het eerder vastgestelde Besluit van 4 maart 2020, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2020, 84). Deze regeling wijzigt de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling. Artikel I van deze regeling zal op 10 maart 2022 in werking treden. Op het tijdstip dat de Omgevingsregeling in werking zal treden, zal artikel II van deze regeling in werking treden.

y.Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2021, nr. 2021-0000022871, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling inzake de uitwerking van de toe te passen methodiek en deskundigheidseisen voor airconditioningskeuringsdeskundigen, Stcrt, 2021, 48236

Inleiding

Deze wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 vormt de nadere uitwerking van het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658) (hierna ook: het wijzigingsbesluit). Het wijzigingsbesluit betreft implementatie van de herziene richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (PbEU 2018, L 382)). Deze herziene richtlijn (hierna ook: REDII) bevat in artikel 15, vierde lid, een verplichting voor lidstaten om een hoeveelheid hernieuwbare energie voor te schrijven bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Voor nieuwbouw is dit geïmplementeerd met het Besluit van 13 december 2019, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw (Stb. 2019, 501), ofwel Besluit BENG. Op grond van dat besluit geldt vanaf 1 januari 2021 een eis voor een minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie. Voor ingrijpende renovatie is de verplichting geïmplementeerd met het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658), waarvan deze regeling de uitwerking betreft.

Hoofdlijnen van de regeling

Leidraad

In de onderhavige wijzigingsregeling is de ‘Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie’ aangewezen. Deze leidraad beoogt het werken met de eis en de uitzonderingen in de praktijk te vereenvoudigen voor betrokken partijen zoals het bevoegd gezag, projectontwikkelaars, architecten, bouwkundige adviseurs en energieadviseurs of (bouwtechnische) vastgoedbeheerders en gebouweigenaren. Inhoudelijk biedt de leidraad een praktisch stappenplan voor de partijen die te maken krijgen met de eis. Aan de hand van een stroomschema wordt geïllustreerd wanneer de eis van toepassing is. Hierin zijn verwijzingen opgenomen per onderdeel naar de betreffende toelichting in de leidraad. Daarnaast worden de uitzonderingssituaties nader toegelicht waarbij de leidraad fungeert als aangewezen middel om aan te tonen of er sprake is van een uitzonderingssituatie. Ten slotte worden veelvoorkomende situaties nader uitgelegd aan de hand van een aantal praktische voorbeelden.

Verhouding tot hoger en ander recht

De onderhavige regeling vormt uitwerking van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012, zoals dat luidt na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. De uitwerking van artikel 5.20 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zoals dat luidt na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit worden opgenomen in de Omgevingsregeling. Dit gebeurt middels een aparte ministeriële regeling.

Inwerkingtreding

De regeling treedt gelijktijdig in werking met de wijzigingen in het Bouwbesluit 2012, opgenomen in het wijzigingsbesluit (het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie (Stb. 2021, 658)). Voorliggende regeling betreft een implementatie van een richtlijn welke uiterlijk op 30 juni 2021 geïmplementeerd dient te zijn in nationale regelgeving. In verband hiermee wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn en de vaste verandermomenten.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties