Artikel 2.13
Lid 1.
De in artikel 2.12, eerste lid, bedoelde afstand wordt bepaald op basis van:
a. | de meest ongunstige belastingcombinatie uitgaande van de grenstoestand EQU volgens NEN-EN 1990; |
b. | de blijvende belastingen volgens NEN-EN 1991, waarbij in afwijking van NEN-EN 1991 de volgende belastingen ook als blijvende belastingen worden beschouwd:
|
c. | de opgelegde belastingen volgens NEN-EN 1991, waarbij in afwijking van NEN-EN 1991:
|
Lid 2.
De in artikel 2.12, tweede en derde lid, bedoelde veiligheidsafstand wordt bepaald op basis van:
a. | de meest ongunstige belastingscombinatie uitgaande van de grenstoestand EQU volgens NEN-EN 1990; |
b. | de blijvende belasting volgens NEN-EN 1991, waarbij in afwijking van NEN-EN 1991 de volgende belastingen ook als blijvende belastingen worden beschouwd:
|
c. | de veranderlijke belastingen volgens NEN-EN 1991, waarbij in afwijking van NEN-EN 1991:
|
Lid 3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde bepalingsmethoden worden alleen toegepast als:
a. | de scheefstand van het drijvend bouwwerk bij oplevering niet groter is dan 0,5 graden; |
b. | het drijvend bouwwerk met een drijflichaam met holle ruimte beschikt over een waterniveau-alarm, en |
c. | het een drijvend bouwwerk in gevolgklasse CC2 betreft met een drijflichaam met holle ruimte, waarbij het drijflichaam bestaat uit ten minste twee gescheiden compartimenten en het drijvend bouwwerk beschikt over een automatische pomp die binnendringend water direct afvoert in ieder compartiment. |
Uw gekozen filters: