Hoofdstuk 5a. Onderzoeksverplichting zorgplicht
Artikel 5.11.Galerijflats
Lid 1.
De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van galerijflats met uitkragende betonnen galerij- of balkonvloeren die monoliet zijn verbonden aan de betonnen verdiepingsvloeren of gevelbalken.
Lid 2.
Het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig SBR-publicatie 248 ‘Constructieve veiligheid van uitkragende galerijplaten – Tweede herziene uitgave’. De uitkomsten van dit onderzoek worden voor 1 juli 2017 in een rapport vastgelegd.
Lid 3.
Het onderzoek behoeft niet te worden uitgevoerd wanneer voor 1 januari 2016 een vergelijkbaar rapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Artikel 5.12Zwembaden
Lid 1.
De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van een gebouw met daarin een zwembad dat een badinrichting is als bedoeld in artikel 1 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.
Lid 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een te bouwen bouwwerk waarvoor de aanvraag om vergunning voor het bouwen na 1 juli 2016 is ingediend.
Lid 3.
Het onderzoek bestaat uit;
a. | inventarisatie van de dragende metalen delen die zijn toegepast in:
| ||||||||
b. | uitsplitsing van de onder a genoemde ruimten in twee gebieden:
| ||||||||
c. | constatering dat in gebied A geen dragende delen zijn toegepast van niet-resistent roestvaststaal:
| ||||||||
d. | constatering dat de in gebied A voorkomende dragende delen van niet-resistent roestvaststaal, anders dan bedoeld onder c, geen corrosieverschijnselen hebben; | ||||||||
e. | constatering dat in gebied B geen dragende delen zijn toegepast van niet-resistent roestvaststaal. |
Lid 4.
Onder niet-resistent roestvaststaal wordt verstaan alle roestvaststaalsoorten met uitzondering van de soorten 1.4529, 1.4547 en 1.4565, als bedoeld in NEN-EN 1993-1-4.
Lid 5.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een ter zake kundig persoon.
Lid 6.
De resultaten van het onderzoek worden voor 1 januari 2017 in een rapport vastgelegd.
Lid 7.
Het onderzoek behoeft niet te worden uitgevoerd wanneer voor 1 juli 2016 een vergelijkbaar rapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag waaruit ten minste blijkt dat in de gebieden A en B geen dragende delen van niet-resistent roestvaststaal aanwezig zijn.
Artikel 5.13Breedplaatvloeren
Lid 1.
De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzie-ningen onderzoekt of laat onderzoek uitvoeren naar de staat van gebouwen met breedplaat-vloeren waarin:
a. | een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 70 m boven het meetniveau ligt; |
b. | 4 of meer bouwlagen zijn opgenomen met een gezondheidszorgfunctie met bedgebied, een celfunctie of een woonfunctie voor 24 uurs-zorg, of; |
c. | een bijeenkomstfunctie, winkelfunctie, sportfunctie of onderwijsfunctie is opgenomen, die geen nevengebruiksfunctie is, en waarbij in geval van bezwijken van een breedplaatvloer meer dan 500 personen gelijktijdig gevaar kunnen lopen. |
Lid 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op gebouwen die voor 1 januari 2000 gereed zijn gemeld.
Lid 3.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de gedeelten van een gebouw met uitsluitend woonfuncties of nevenfuncties daarvan, anders dan een overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen.
Lid 4.
Het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig het Stappenplan beoordeling bestaande gebouwen met breedplaatvloeren van 20 mei 2019 zoals gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/publicaties/2019/05/22/stappenplan-beoordeling-bestaande-gebouwen-met-breedplaatvloeren.
Lid 5.
De uitkomsten van dit onderzoek worden voor 1 april 2021 in een rapport vastgelegd.
Lid 6.
Met een in dit artikel bedoeld onderzoek en rapport worden gelijkgesteld een ander onderzoek en rapport dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aantoont dat de constructieve veiligheid van de breedplaatvloeren in het gebouw voldoet aan het gestelde in paragraaf 2.1.2 van het besluit.