Artikel 2.151
gebruiksfunctie
|
leden van toepassing
|
grenswaarden
|
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
artikel
|
|||||||||||
lid
|
|||||||||||
[m]
|
[-]
|
[m2]
|
|||||||||
1
|
Woonfunctie
|
||||||||||
a
|
woonfunctie gelegen in een woongebouw
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
b
|
woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
c
|
andere woonfunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
|
2
|
Bijeenkomstfunctie
|
||||||||||
a
|
bijeenkomstfunctie
voor het aanschouwen van sport
|
–
|
–
|
40
|
2,77
|
80
|
|||||
b
|
andere
bijeenkomstfunctie
|
–
|
–
|
40
|
1,49
|
200
|
|||||
3
|
Celfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,62
|
480
|
|||||
4
|
Gezondheidszorgfunctie
|
–
|
50
|
0,62
|
480
|
||||||
5
|
Industriefunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,29
|
1200
|
|||||
6
|
Kantoorfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,62
|
480
|
|||||
7
|
Logiesfunctie
|
||||||||||
a
|
logiesfunctie
met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m2, niet
gelegen in een logiesgebouw
|
–
|
–
|
50
|
0,62
|
480
|
|||||
b
|
andere
logiesfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,62
|
480
|
|||||
8
|
Onderwijsfunctie
|
–
|
–
|
40
|
1,49
|
200
|
|||||
9
|
Sportfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,29
|
1200
|
|||||
10
|
Winkelfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,29
|
1200
|
|||||
11
|
Overige
gebruiksfunctie
|
–
|
–
|
50
|
0,29
|
1200
|
|||||
12
|
Bouwwerk
geen gebouw zijnde
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
1.
De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het subbrandcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is ten hoogste 45 m.
2.
De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van de verblijfsruimte is niet groter dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.
3.
De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte in m², vermenigvuldigd met de in tabel 2.150 aangegeven waarde, met een minimum van 500 mm voor elke toegang.
4.
Een deur van een toegang van een verblijfsruimte draait bij het openen niet in tegen de vluchtrichting, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn.
5.
De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar opleverende of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 37,5 m.
6.
Ten minste een toegang van een verblijfsruimte voor aan bed gebonden patiënten en ten minste een verkeersroute die vanuit een aangrenzend brandcompartiment naar die toegang voert, hebben een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen. Deze verkeersroute voert niet over een trap of door een lift.