Artikel 2.21
1.
Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,9 m.
2.
Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft, in afwijking van het eerste tot en met derde lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.
3.
Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.