Artikel 2.57
gebruiksfunctie
|
leden van toepassing
|
grenswaarden
|
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
artikel
|
|||||||
lid
|
|||||||
[lux]
|
|||||||
1
|
Woonfunctie
|
||||||
a
|
woonfunctie
van een woonwagen
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
|
b
|
andere
woonfunctie
|
–
|
–
|
–
|
|||
bij
bezettingsgraadklasse
|
|||||||
2
|
Bijeenkomstfunctie
|
||||||
a
|
bijeenkomstfunctie
voor het aanschouwen van sport
|
–
|
10
|
||||
b
|
andere
bijeenkomstfunctie
|
–
|
10
|
||||
3
|
Celfunctie
|
–
|
|||||
1
|
niet-gemeenschappelijke
ruimte
|
200
|
|||||
2
|
ruimte
voor bezoekers
|
10
|
|||||
3
|
andere
ruimte
|
10
|
|||||
4
|
Gezondheidszorgfunctie
|
–
|
|||||
1
|
ruimte
voor bezoekers
|
10
|
|||||
2
|
andere
ruimte
|
10
|
|||||
5
|
Industriefunctie
|
||||||
a
|
lichte
industriefunctie
|
–
|
–
|
–
|
–
|
||
b
|
andere
industriefunctie
|
–
|
10
|
||||
6
|
Kantoorfunctie
|
–
|
10
|
||||
7
|
Logiesfunctie
|
–
|
10
|
||||
8
|
Onderwijsfunctie
|
–
|
10
|
||||
9
|
Sportfunctie
|
–
|
10
|
||||
10
|
Winkelfunctie
|
–
|
10
|
||||
11
|
Overige
gebruiksfunctie
|
||||||
a
|
overige
gebruiksfunctie voor het personenvervoer, niet gelegen onder het
meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50
m2.
|
–
|
10
|
||||
b
|
overige
gebruiksfunctie voor het personenvervoer, gelegen onder het
meetniveau.
|
–
|
10
|
||||
c
|
overige
gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen gelegen onder het
meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan
500 m2.
|
–
|
10
|
||||
d
|
overige
gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen, gelegen onder het
meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan
500 m2.
|
–
|
10
|
||||
e
|
andere
overige gebruiksfunctie
|
–
|
–
|
–
|
|||
12
|
Bouwwerk
geen gebouw zijnde
|
–
|
–
|
–
|
1.
Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56.
2.
Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux kan geven op een vloer, een trap en een hellingbaan waarover die rookvrije vluchtroute voert, over een breedte als bedoeld in artikel 2.167 en over een breedte die is bestemd voor opvang en doorstroming als bedoeld in artikel 2.173.
3.
Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.
4.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van de bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.