§ 3.12.2. Bestaande bouw
Artikel 3.74
1.
Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing voor een besloten ruimte voor centrale meetapparatuur voor gas, een liftschacht, een ruimte met een netto-inhoud van meer dan 3 m³ voor het opslaan van afval en een tunnelruimte, dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht voldoende wordt beperkt.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.74 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.74 geen voorschrift is aangewezen.
Artikel 3.75
1.
Een besloten ruimte waarin zich centrale meetapparatuur voor gas bevindt, heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
2.
Een liftschacht heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
3.
Een ruimte voor opslag van afval met een netto-inhoud van meer dan 3 m³, niet zijnde een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.
4.
Een tunnel of een tunnelvormig bouwwerk voor verkeer heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een voorziening voor luchtverversing.
Artikel 3.76
1.
Een voorziening voor luchtverversing van een besloten ruimte waarin zich centrale meetapparatuur voor gas bevindt, heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 2 dm³/s per m³ netto-inhoud van de bedoelde ruimte, met een minimum van 2 dm³/s.
2.
Een voorziening voor luchtverversing van een liftschacht heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die liftschacht.
3.
Een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, heeft een volgens NEN 8087 bepaalde capaciteit van ten minste 100 dm³/s.
4.
Een voorziening voor luchtverversing heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, een zodanige capaciteit dat geen gevaar ontstaat voor de gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk.
Artikel 3.77
Een opening van een voorziening voor luchtverversing van een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, is niet afsluitbaar.
Artikel 3.78
1.
Toevoer van verse lucht naar een liftschacht voor een brandweerlift vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit een liftschacht voor een brandweerlift vindt rechtstreeks of via de liftmachineruimte naar buiten plaats.
2.
Toevoer van verse lucht naar een ruimte voor het opslaan van afval als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, vindt rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht uit de ruimte voor het opslaan van afval vindt rechtstreeks naar buiten plaats.