Afdeling 4.17. Opstelplaats voor een warmwatertoestel, nieuwbouw
Artikel 4.94.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor een opstelplaats voor een warmwatertoestel.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die voornamelijk prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 4.95 bepaalt in welke situatie er een opstelplaats voor een warmwatertoestel aanwezig moet zijn (aanwezigheid); |
2. | artikel 4.96 bevat voorschriften omtrent de ligging van de opstelplaats (plaatsbepaling), en |
3. | artikel 4.97 schrijft voor waarop de afmetingen van de opstelplaats moeten zijn afgestemd (afmetingen). |
Voor een ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid verklaart dat de functionele eis op deze gebruiksfunctie niet van toepassing is.
Artikel 4.95.
Dit artikel bevat de aanwezigheidseis van een opstelplaats voor apparatuur voor het verwarmen van water, zoals bijvoorbeeld een (bad)geiser of een boiler. Deze kan dienen voor bijvoorbeeld één woonfunctie, maar ook voor meer woonfuncties of zelfs verschillende soorten gebruiksfuncties. Indien een gebruiksfunctie waarvoor een warmwaterinstallatie is voorgeschreven kan worden aangesloten op een openbare voorziening voor de levering van warm water, geldt de eis van aanwezigheid van een opstelplaats voor een warmwatertoestel niet. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een voorziening in het kader van stadsverwarming.
Een opstelplaats voor een warmwatertoestel is voorgeschreven voor de gebruiksfuncties waarvoor het vereiste van een badruimte geldt.
Artikel 4.96.
In dit artikel zijn voorschriften gegeven met betrekking tot de situering van de opstelplaats voor een warmwatertoestel. De opstelplaats mag, anders dan voor de opstelplaats voor een stooktoestel het geval is, deel uitmaken van elke andere ruimte in de gebruiksfunctie. In dit laatste geval zal de voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rook moeten voldoen aan de ingevolge dit besluit of de bouwverordening ter zake geldende eisen.
Het eerste lid staat toe dat de vereiste opstelplaats voor een warmwatertoestel wordt gecombineerd met de in afdeling 4.16 vereiste opstelplaats voor een stooktoestel. Voor de gecombineerde opstelplaats gelden dan wel tevens de beperkingen aan de plaatskeuze die zijn verbonden aan de opstelplaats voor een stooktoestel. Die beperkingen zijn deels dezelfde als in de volgende leden van dit artikel gesteld.
In het tweede en derde lid worden beperkingen gesteld aan de situering van de opstelplaats. Op grond van artikel 4.95 mag een vereiste opstelplaats in het hoofdgedeelte van de gebruiksfunctie liggen, maar ook daarbuiten.
Om calamiteiten te voorkomen mag een opstelplaats die is bestemd voor een open verbrandingstoestel krachtens het tweede lid niet liggen in een garage of in een opslagplaats voor stoffen die gevaar voor brand of ontploffing opleveren.
Het derde lid heeft betrekking op een woongebouw met een gemeenschappelijke opstelplaats voor een warmwatertoestel waarop twee of meer woonfuncties zijn aangewezen. Zo’n ruimte is op grond van afdeling 2.13 tevens een stookruimte.
Artikel 4.97.
Dit artikel bepaalt dat de afmetingen van een gemeenschappelijke opstelplaats voor een warmwatertoestel moeten zijn afgestemd op de te plaatsen apparatuur. De bedoeling hiervan is niet alleen dat het plaatsen van deze apparatuur mogelijk moet zijn, maar ook dat er voldoende ruimte is voor het kunnen verrichten van onderhoud aan die apparatuur.