Artikel 3.69.
Met dit artikel wordt beoogd dat de door de mens en door afval veroorzaakte verontreiniging en verhitting van de lucht in een gebouw op een voldoelde laag peil worden gehouden, concentratie van ontplofbare gassen wordt voorkomen en geurstoffen in voldoende mate worden afgevoerd. De voor de onderscheiden ruimten vereiste capaciteit van de luchtverversing is gerelateerd aan de aard van het gebruik van die ruimten. Evenals in paragraaf 3.10.1 is voor de bepaling van de capaciteit verwezen naar NEN 1087.
Voor de liftschacht is een gekwantificeerde eis gegeven, maar daarnaast moet de liftschacht zoveel worden geventileerd dat er voor wat betreft de liftkooi voldaan kan worden aan de op grond van het Warenwetbesluit liften, in welk besluit de liftenrichtlijn (95/EG/16) is geïmplementeeerd, gestelde eis. Zie daartoe ook NEN EN 81-1 en NEN EN 81-2, telkens onderdeel 5.2.3. De gangbare ventilatie-eis voor de liftkooi is 6 dm³/s per m² vloeroppervlakte van de liftkooi, bepaald volgens NEN 1087.
Aan de hand van ISO 4190-1:1999 (International Standard, Lift-installation Standard) is bepaald wat de relatie is tussen de vloeroppervlakte van de liftkooi en van de liftschacht en vervolgens bij welke ventilatiecapaciteit van de liftschacht de ventilatiecapaciteit voor de liftkooi is gewaarborgd.