Bouwbesluit Online 2012


Artikel 3.73.

Dit artikel regelt allereerst voor opslagruimten voor afval en voor gemeenschappelijke verkeersruimten, dat de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht rechtstreeks van en naar buiten plaatsvinden. In opslagruimten voor afval vloeit uit de aard van het gebruik voort dat de binnenlucht wordt verontreinigd. Een open verbinding met andere ruimten zou verspreiding van deze verontreiniging door de rest van het gebouw tot gevolg hebben.

Indien bijvoorbeeld een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte in een woongebouw zijn lucht zou aanzuigen uit daaraan grenzende woningen, dan zouden geurstoffen zich door het gehele gebouw kunnen verspreiden, dus ook van de ene woning naar de andere woning. Dat nu is niet de bedoeling. Dat is ook mede de reden waarom in afdeling 5.2 luchtdoorlatendheidseisen zijn gesteld aan een groep van niet-gemeenschappelijke ruimten van een woonfunctie (woning).

Ten aanzien van liftschachten (voor brandweerliften) is het oogmerk van het voorschrift dat deze liften in geval van brand niet onbruikbaar worden doordat er rook kan binnendringen vanuit andere ruimten. Voorkomen moet worden dat als een lift in geval van brand komt vast te zitten, mensen in de liftkooi door verstikking met rook om het leven komen.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties