2.1.2. Herkomst van de voorschriften
Voor de in het onderhavige besluit gegeven voorschriften omtrent het bouwen van bouwwerken is uitgegaan van de technische bepalingen omtrent het bouwen van bouwwerken, vervat in de model-bouwverordening, zoals dat model luidde in augustus 1989.
De voorschriften voor te bouwen woonwagens zijn afgeleid van het Woonwagenreglement (Stb. 1970, 153) en van de Regeling geldelijke steun huurwoonwagens (Stcrt. 1989, 211). De voorschriften van laatstgenoemde regeling die was gebaseerd op de Wet geldelijke steun woonwagens (Stb. 1986, 264), zijn evenwel in belangrijke mate afgestemd op de voor woningen geldende technische eisen van de model-bouwverordening.
De voorschriften waaraan moet zijn voldaan bij het bouwen van een standplaats om daarop een woonwagen te kunnen plaatsen en geplaatst te kunnen houden, zijn afgeleid van het Besluit woonwagencentra (Stb. 1970, 152), de Regeling geldelijke steun standplaatsen voor woonwagens (Stcrt. 1989, 211) en van de Regeling geldelijke steun standplaatsen buiten een openbaar centrum voor woonwagens 1989 (Stcrt. 1989, 211).
Voor de voorschriften voor de bestaande bouw is daarentegen uitgegaan van de oudste in ons land bekende bouwvoorschriften van gemeentelijke of provinciale verordeningen, die krachtens de Woningwet van 1901 zijn gegeven. Daarbij is in beginsel gekozen voor de laagste eis die in de onderscheiden documenten ten aanzien van een bepaald onderwerp is gesteld. Reden hiervoor is dat uit het oogpunt van verworven rechten geen verdergaande eisen mogen worden gesteld dan die, welke golden op het moment waarop de bouwvergunning voor het desbetreffende bouwwerk werd verleend. Indien een hogere eis zou worden gesteld, wordt feitelijk gezien de grondslag voor het uitvaardigen van een aanschrijving wegens strijd met het onderhavige besluit verruimd, hetgeen uit het oogpunt van verworven rechten onrechtvaardig is. Het niveau dat destijds is geaccepteerd, kan nog juist uit het oogpunt van veiligheid als ondergrens worden geaccepteerd. Het vorenstaande betekent niet dat, wanneer het niveau van een voor de bestaande bouw geldend voorschrift nog niet wordt onderschreden, burgemeester en wethouders niet zouden kunnen aanschrijven tot het treffen van voorzieningen. In deze situatie bestaat er feitelijk strijd met de nieuwbouwvoorschriften en niet met de voor de bestaande bouw geldende voorschriften. De noodzaak van de te treffen voorzieningen zal in zo'n geval in de aanschrijving moeten zijn gemotiveerd. Een dergelijke noodzaak kan samenhangen met enerzijds het gebouw zelf, voortvloeiend uit bijvoorbeeld ervaringsgegevens met betrekking tot bijvoorbeeld brandonveilige situaties, of met omstandigheden die verband houden met de gebouwde omgeving. Van zo'n situatie kan ook sprake zijn wanneer het bouwwerk bij beschouwing van de voorschriften op zich zelf weliswaar niet in strijd is met de voorschriften voor de bestaande bouw, maar in samenhang met elkaar toch bijvoorbeeld een (brand)onveilige situatie oplevert.
De voorschriften voor bestaande woonwagens en standplaatsen zijn afgeleid van de voorschriften waaraan niet-gesubsidieerde woonwagens en standplaatsen in het verleden moesten voldoen om in aanmerking te komen voor een door gedeputeerde staten af te geven gebruiksvergunning, zijnde het Woonwagenreglement en het Besluit woonwagencentra.
In het onderhavige besluit zijn in tegenstelling tot hetgeen daaromtrent is gesteld in zowel het Actieprogramma deregulering (woning)bouwregelgeving als in de memorie van toelichting, behorende bij het voorstel van Wet tot herziening van de Woningwet, de in het Besluit schuilplaatsen bij de bouw van woningen 1968 gegeven voorschriften niet in het onderhavige besluit opgenomen. De reden hiervoor is dat, gelet op de internationale ontwikkelingen op het terrein van vrede en veiligheid en het daarmee samenhangende civiele verdedigingsbeleid met betrekking tot noodbestuurszetels, er niet langer aanleiding bestaat voor het bij de bouw van woningen creëren van schuilplaatsen uitsluitend met het oog op oorlogsomstandigheden. De in 1992 in het voormalige Besluit geluidwering gebouwen vervatte voorschriften zijn daarentegen in het onderhavige besluit verwerkt. Aangezien na de totstandkoming van het Actieprogramma deregulering (woning )bouwregelgeving het Besluit geluidwering gebouwen zodanig is gewijzigd dat ten behoeve van het beperken van geluidhinder in kantoorgebouwen een afzonderlijk besluit is genomen, het Besluit geluidwering kantoorgebouwen (Stb. 1989, 158), zijn de voorschriften van dat besluit eveneens in het onderhavige besluit opgenomen.