Bouwbesluit Online 2012


2.1.5. Gelijkwaardigheid

Het onderhavige besluit voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in dit besluit gegeven prestatie-eisen. Afwijking van de prestatie-eisen kan wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn in verband met bijvoorbeeld de aard van het desbetreffende bouwwerk of plaatselijke omstandigheden dan wel in verband met de omstandigheid, dat innovatieve materialen of constructies zijn of worden toegepast. Met het oog hierop is in paragraaf 1.3 van het onderhavige besluit een zogenoemde gelijkwaardigheidsbepaling opgenomen.

Indien bij het bouwen van een bouwwerk toepassing wordt gegeven aan een gelijkwaardigheidsbepaling, zal de aanvrager van de bouwvergunning ten genoegen van burgemeester en wethouders moeten aantonen dat zijn bouwplan voldoet aan de doelstelling en het niveau van de prestatie-eis waarvan hij afwijkt. De oplossingen waarvoor hij kiest, moeten immers gelijkwaardig zijn aan het niveau van de desbetreffende prestatie-eis in samenhang met de functionele eis van het voorschrift. Ter illustratie wordt een voorbeeld gegeven. Afdeling 2.16 bepaalt dat de weerstand tegen rookdoorgang tussen een zogenoemd rookcompartiment en een andere besloten ruimte van een gebouw, niet zijnde een ruimte geen brandcompartiment zijnde, ten minste 30 minuten moet zijn. Met dit voorschrift is beoogd dat gedurende die periode de verspreiding van rook vanuit een rookcompartiment naar een andere besloten ruimte wordt beperkt. Indien de oorzaak van de rookverspreiding in het rookcompartiment is weggenomen, wordt een gelijkwaardig veilige situatie bewerkstelligd als met het voorschrift is beoogd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een in voldoende mate betrouwbare automatische rook- en warmte-afvoerinstallatie is aangebracht.

Bij toepassing van een gelijkwaardigheidsbepaling is het raadzaam dat de aanvrager van de bouwvergunning, voordat hij zijn aanvraag indient, ter zake overleg voert met het gemeentelijk bouwtoezicht dat burgemeester en wethouders moet adviseren over de door hen te nemen beslissing op de aanvraag om bouwvergunning. Hij kan zodoende vooraf te weten komen op welke wijze hij wordt geacht aan te tonen dat de voorgenomen oplossing voldoet aan doelstelling en niveau van de prestatie-eis waarvan hij afwijkt. Dit kan betekenen dat een onderzoeksrapport of een verklaring van een onafhankelijke deskundige bij de aanvraag om bouwvergunning moet worden overgelegd. In dit verband kan bijvoorbeeld ook worden gedacht aan een kwaliteitsverklaring die door een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen deskundig, onafhankelijk instituut, is afgegeven. Een dergelijke verklaring moet door burgemeester en wethouders als voldoende bewijs worden geaccepteerd. Voorts kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een zogenoemd CUR-VB-rapport op het gebied van betonconstructies, een uitgave van het Staalbouwkundig Genootschap op het gebied van staalconstructies of in vakbladen gepubliceerde wetenschappelijke artikelen. Wat deze stukken betreft, is het oordeel van burgemeester en wethouders bepalend of een dergelijk stuk als voldoende bewijs kan gelden. De behandeling van een dergelijke aanvraag om bouwvergunning zal in de regel meer tijd kosten dan wanneer de prestatie-eisen zouden zijn gevolgd dan wel de gelijkwaardigheid zou zijn aangetoond op basis van erkende kwaliteitsverklaringen.

Een in een bepaalde afdeling van een hoofdstuk gegeven voorschrift kan ook een relatie hebben met andere uitgangspunten van dat hoofdstuk of andere hoofdstukken. Zo kunnen bij een prestatie-eis die uit het oogpunt van veiligheid is gesteld, ook overwegingen van gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid of mileu (duurzaam bouwen) een rol spelen. Om te voorkomen dat bij de toepassing van een gelijkwaardigheidsbepaling andere overwegingen niet kunnen worden meegewogen, is in de gelijkwaardigheidsbepaling een daartoe strekkende voorziening opgenomen. Indien bijvoorbeeld, zoals hierboven uiteengezet, in het kader van een gelijkwaardige bruikbaarheid een mechanisch hefplateau wordt toegepast in plaats van een hellingbaan, dient dat hefplateau tevens een gelijkwaardig gebruiksveiligheidsniveau te hebben als de hellingbaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat het hefplateau moet zijn voorzien van afscheidingen waardoor een rolstoelgebruiker niet het risico loopt van dat plateau af te geraken. In bijlage 2 bij de oorspronkelijke nota van toelichting van Stb. 1991, 680 is een overzicht gegeven van de relaties tussen de verschillende uitgangspunten die bij de toepassing van een gelijkwaardigheidsbepaling een rol kunnen spelen.

De gelijkwaardigheidsbepaling is ook voor de bestaande bouw van belang, alhoewel die bepaling daar een andersoortig karakter heeft. Immers, aan de hand van die bepaling kan, wanneer het bouwwerk op het eerste gezicht niet aan de prestatie-eisen lijkt te voldoen, worden vastgesteld of dat bouwwerk toch aan de desbetreffende prestatie-eisen voldoet, maar dan op basis van gelijkwaardigheid. Deze situatie kan zich ook voordoen wanneer bij de nieuwbouw toepassing is gegeven aan de gelijkwaardigheidsbepaling. Is dit het geval, dan kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van dat bouwwerk niet aanschrijven tot het treffen van voorzieningen wegens strijd met het Bouwbesluit 2003.

De gelijkwaardigheidsbepaling maakt het mogelijk dat bouwproducten die afkomstig zijn uit een andere lidstaat van de EU en die conform de aldaar geldende technische voorschriften zijn vervaardigd, doch die niet voldoen aan de desbetreffende bij of krachtens het onderhavige besluit gestelde prestatie-eis, toch kunnen worden toegepast, mits wordt aangetoond dat met het product een gelijkwaardige prestatie wordt geleverd als met die eis is beoogd. In de nabije toekomst zullen bouwproducten ingevolge de richtlijn bouwproducten uitsluitend vrij verhandelbaar zijn als ze zijn voorzien van de CE-markering. Aangezien dergelijke bouwproducten ingevolge artikel 1.7 eerste lid, worden geacht bouwproducten te zijn waarvoor een kwaliteitsverklaring is afgegeven, zal de gelijkwaardigheid van dergelijke producten dan op eenvoudiger wijze kunnen worden aangetoond. Het elders uitgevoerde onderzoek zal dus moeten worden geaccepteerd als bewijs voor de prestatie van het product. Daarmee is echter nog niet gezegd dat het product in zijn toepassing leidt tot het voldoen aan het Bouwbesluit.

Indien de aanvrager van de bouwvergunning er niet in slaagt aan burgemeester en wethouders aan te tonen dat de door hem gekozen bouwkundige oplossing, bijvoorbeeld voor een experimenteel project, wat niveau betreft ten minste gelijk is aan het niveau dat is beoogd met de prestatie-eis waarvan hij afwijkt, bestaat voor de aanvrager in beginsel de mogelijkheid op grond van artikel 7 van de Woningwet vrijstelling van de desbetreffende eis te vragen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Een voorwaarde daarvoor is evenwel, dat burgemeester en wethouders een verklaring afgeven waaruit blijkt dat zij de bouwvergunning zullen verlenen indien de beoogde vrijstelling is verleend. Een dergelijke verklaring zullen burgemeester en wethouders in beginsel slechts afgeven indien zij van oordeel zijn dat de desbetreffende oplossing, hoewel niet is aangetoond dat die gelijkwaardig is, toch moet kunnen worden verwezenlijkt. Uiteraard moet bovendien vaststaan dat er, gelet op artikel 44 van de Woningwet, geen andere redenen zijn om de bouwvergunning te weigeren.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties