Artikel 4.10.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor de vrije doorgangen van te bouwen bouwwerken.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 4.11 bepaalt wat voor breedte en hoogte toegangen van bepaalde ruimten ten minste moeten hebben (vrije doorgang); |
2. | artikel 4.12 bepaalt wat voor breedte en hoogte gangen, galerijen en dergelijke ruimten waardoor een verkeersroute voert ten minste moeten hebben en wat de minimum breedte en lengte dienen te zijn van plaatsen in verkeersruimten waar een rolstoel moet kunnen keren (vloeroppervlakte), en |
3. | artikel 4.13 geeft aan van welke voorschriften burgemeester en wethouders geen ontheffing kunnen verlenen (verbouw). |
Voor de lichte industriefunctie, 'overige gebruiksfunctie' en 'bouwwerk geen gebouw zijnde' wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid verklaart dat de functionele eis op deze gebruiksfuncties niet van toepassing is.