§ 3.8.1. Nieuwbouw
Artikel 3.31
1.
Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën dat een voor de gezondheid nadelige situatie wordt voorkomen.
2.
Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.31 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 3.32
1.
Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën.
2.
Een gebruiksfunctie met een lozingstoestel heeft een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën.
Artikel 3.33
1.
Een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën heeft een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het openbaar riool.
2.
Een voorziening voor afvalwater en fecaliën heeft een aansluitpunt ter plaatse van een lozingstoestel.
Artikel 3.34
Een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën heeft een volgens NEN 3215 bepaalde capaciteit die niet kleiner is dan de volgens NEN 3215 bepaalde belasting van die voorziening.
Artikel 3.35
Een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën is, bepaald volgens NEN 3215, lucht- en waterdicht.