Artikel 3.32.
Dit artikel regelt de aanwezigheid van een voorziening voor de afvoer van afvalwater en fecaliën.
Het gaat hierbij om een stelsel van afvoerleidingen binnen het gebouw tot het punt waar de voorziening het perceel verlaat. De verplichting tot aanwezigheid van de afvoervoorziening is voor de woonfunctie verplicht. Voor alle andere bouwwerken is dit afhankelijk van de aanwezigheid van een lozingstoestel. Dat wil zeggen dat indien zo’n gebruiksfunctie of ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ een toiletpot met waterspoeling, een spoelbak, een wastafel of een ander lozingstoestel bevat, het een binnenriolering moet hebben. Dit moet wat creatief worden toegepast omdat sanitairtoestellen niet langer op grond van het Bouwbesluit 2003 zijn voorgeschreven. Zodra er dus een aansluitpunt van een voorziening voor drinkwater ten behoeve van een later te plaatsen sanitairtoestel aanwezig is, zal ook in de binnenriolering moeten worden voorzien.
Het afvalwater dat mag worden afgevoerd is hetzij huishoudelijk afvalwater, hetzij bedrijfsafvalwater dat naar zijn aard overeenkomt met huishoudelijk afvalwater. Voor lozingen van andere aard gelden standaardvoorschriften krachtens de Wet milieubeheer of is een vergunning op grond van die wet nodig.