Artikel 2.5.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geeft paragraaf 2.1 de technische voorschriften in termen van prestatie-eisen met betrekking tot de sterkte van een bouwconstructie. De in die artikelen neergelegde prestatie-eisen zijn gebaseerd op een veiligheidsfilosofie die internationaal is aanvaard. Deze veiligheidsfilosofie is voor de bepaling van de sterkte van een nieuw te bouwen bouwconstructie neergelegd in het basisnormblad, NEN 6700. De hiervoor bedoelde prestatie-eisen zijn gerelateerd aan NEN-normbladen die zijn afgeleid van dit basisnormblad.
De veiligheidsfilosofie die voor de nieuwbouw wordt gehanteerd, is, zo blijkt uit het TNO Bouw-rapport B-91-832, welk rapport in 2004 is geactualiseerd via rapport 2004-CI-R0159, in principe ook bruikbaar voor de beoordeling van een bestaande bouwconstructie. In het TNO Bouw-rapport zijn de achtergronden beschreven voor het hanteren van bedoelde veiligheidsfilosofie bij de beoordeling van de staat van een bestaande bouwconstructie. In deze paragraaf 2.1.2 is dan ook voor de bestaande bouw verwezen naar de voor de nieuwbouw geldende NEN-normbladen. Die verwijzing is echter minder vergaand. Reden hiervoor is dat de normbladen, waar voor de nieuwbouw naar is verwezen, niet zijn toegesneden op de beoordeling van de bestaande bouw. Daarom zijn in de Regeling Bouwbesluit 2003 nadere voorschriften gegeven voor het gebruik van de normbladen in relatie tot de constructieve veiligheid voor bestaande bouwwerken. Op onderdelen wijken deze voorschriften af van die voor de nieuwbouw. De voornaamste reden voor deze afwijking is dat het bij de bepaling van de sterkte van een bestaand bouwwerk of onderdelen daarvan niet gaat om de vraag of dat bouwwerk of dat onderdeel gedurende (het restant van) de fictieve levensduur voldoende veilig is, maar om de vraag of dat bestaande bouwwerk of dat onderdeel op het moment van de bepaling van de sterkte voldoende veilig is. Daarvan is sprake als er geen direct gevaar bestaat voor het bezwijken van het bouwwerk of een onderdeel daarvan. In de voorgeschreven berekeningsmethoden is onder andere aangegeven dat rekening moet zijn gehouden met de feitelijke aanwezige geometrie van de bouwconstructie en de feitelijke materiaaleigenschappen. Zo zal bijvoorbeeld, wanneer een balk door roestvorming gedeeltelijk is aangetast, slechts dat deel van de doorsnede van de balk in rekening moeten worden gebracht dat niet door roest is aangetast.
Omdat de in NEN 6700 opgenomen termijnen, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, voor bestaande bouw niet passend zijn, is in de Regeling Bouwbesluit 2003 voor de toepassing van NEN 6700 voor bestaande bouw een nader voorschrift gegeven, waarmee voor een bestaand bouwwerk in principe een referentieperiode van 1 jaar geldt, doch voor de belastingen voor een bouwwerk van veiligheidsklasse 2 en 3 moet zijn uitgegaan van een referentieperiode van 15 jaar.