Artikel 2.79.
Artikel 2.80 verbiedt dat beweegbare constructie-onderdelen van bestaande bouwwerken die zijn gelegen aan een voor motorvoertuigen openstaande weg, zich in geopende stand beneden een hoogte van 4,2 m boven die weg bevinden. Dit verbod geldt, anders dan bij de nieuwbouw, niet voor een strook van 0,6 m die direct aan een dergelijke weg grenst. De reden hiervoor is dat een dergelijk verbod vroeger minder urgent was, omdat de verkeersintensiteit geringer was en de gemiddelde afmetingen van de (motor)voertuigen kleiner waren, zodat de kans op het in horizontale richting "zwenken" van die voertuigen verwaarloosbaar klein was. Bij de bestaande bouw geldt evenmin het verbod dat ramen en deuren zich in geopende stand beneden een hoogte van 2,2 m boven bijvoorbeeld een trottoir of rijwielpad dan wel boven een gemeenschappelijke verkeersruimte mogen bevinden. De reden hiervoor is, dat een dergelijke eis vroeger niet heeft gegolden en het alsnog moeten voldoen aan die eis niet dan tegen onredelijk hoge kosten is te verwezenlijken. Evenmin geldt er een verbod dat een beweegbaar constructie-onderdeel zich boven een rookvrije vluchtroute mag bevinden. Zou een dergelijk verbod wel gelden, dan zullen veel bouwwerken niet met dat voorschrift in overeenstemming zijn omdat deze eis vroeger niet heeft gegolden. Het nu voorschrijven van die hogere eis voor de bestaande bouw zou derhalve een aanschrijvingsgrond opleveren, waarvan de kosten en het nadeel van inbreuk op een verworven recht, zoals reeds in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, niet in redelijke verhouding zouden staan tot de daarvan te verwachten grotere veiligheid.
Voor bestaande woonwagens gelden er geen voorschriften.