Bouwbesluit Online 2012


Artikel 2.70.

Dit artikel regelt de minimumomvang van een gasinstallatie. Er moet in de meterruimte een aansluitpunt zijn, waarmee de installatie kan worden aangesloten op het distributienet van gas. Dit aansluitpunt wordt in het Bouwbesluit ‘aansluitmogelijkheid’ genoemd ter onderscheid van de in het tweede lid voorgeschreven aansluitpunten voor de gebruiker.

Voorschriften omtrent de beschikbaarheid van energie dienen op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, sub 1°, in de gemeentelijke bouwverordening te worden gegeven.

Bij woonwagens moet het voorschrift zo worden gelezen dat zowel de standplaats een voorziening heeft voor gas als de woonwagen. De installaties van woonwagen en standplaats moeten zijn gekoppeld.

Voor een woonfunctie bepaalt het tweede lid waar er aansluitpunten moeten zijn. Dit is ongeacht de daadwerkelijke aanwezigheid van een op gas gestookt toestel. Wanneer het stooktoestel en het warmwatertoestel zijn samengevoegd, kan worden volstaan met één aansluitpunt voor het gecombineerde toestel.

Wanneer sprake is een gemeenschappelijke voorziening voor gas, kan worden afgezien van de aansluitpunten binnen de woningen, maar zal een aansluitpunt aanwezig moeten zijn nabij de opstelplaats voor het gemeenschappelijke stooktoestel.

Voor niet tot bewoning bestemde bouwwerken bepaalt het derde lid dat er een aansluitpunt moet zijn bij elke opstelplaats die is bestemd voor een op gas gestookt verbrandingstoestel. Hierbij kan men denken aan opstelplaatsen voor kook-, stook- en warmwatertoestellen. Het is niet logisch op grond van het Bouwbesluit 2003 aansluitpunten te eisen die geen relatie hebben met de doelstelling van de Woningwet, zoals ten behoeve van een gasgestookte oven bij een bakkerij.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties