Artikel 4.36.
Met dit artikel wordt beoogd te waarborgen dat een of meer van de in een gebruiksfunctie aanwezige toiletruimten zo zijn ingericht dat een persoon met een functiebeperking daarvan gebruik kan maken. Dit voorschrift is een nadere uitwerking van het beleid inzake duurzaam bouwen en het verder integreren van mensen met een functiebeperking in de samenleving ((Brief Tommel aan de TK, vergaderjaar 1997-1998, 24280, nr. 16). Deze zogenoemde integraal toegankelijke toiletruimten mogen worden meegerekend bij het bepalen van het op grond van het voorgaande artikel vereiste aantal toiletruimten.
Het eerste en het tweede lid bevatten een regeling voor een aantal specifieke woonfuncties. Het gaat hierbij met name om zogeheten megawoningen (tehuizen) en woongebouwen waarbij binnen de woning niet een eigen toiletruimte aanwezig is. Deze laatste situatie ziet er met name op toe dat bezoekers met een functiebeperking binnen het woongebouw van een toiletruimte gebruik kunnen maken.
Voortvloeiende uit hun bijzonder maatschappelijke functie bepaalt het derde lid dat een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik (horecagelegenheid) met een gebruiksoppervlakte van meer dan 150 m² ten minste een integraal toegankelijk toilet moet hebben.
Het vierde en het vijfde lid bevatten een eis aan het aantal integraal toegankelijke toiletruimten die is gebaseerd op de uitkomst van de berekening van het aantal toiletten volgens het vierde lid van artikel 4.35. Die uitkomst dient voor de onderwijsfunctie gedeeld te worden door 35 en voor de overige betrokken gebruiksfuncties door tien. Het resultaat moet naar boven worden afgerond tot een geheel getal, dat dan de ondergrens vormt voor het aantal te realiseren integraal toegankelijke toiletruimten. De onderstaande tabel bevat enkele voorbeelden van deze berekeningswijze.
Tabel rekenvoorbeelden aantal integraal toegankelijke toiletten
gebruiksfunctie | gebruiksoppervlakte in m² | opgegeven bezettingsgraadklasse | aantal toiletten volgens art. 4.35 lid 4 en lid 5 | uitkomst volgens art. 4.36 delen door: | uitkomst na afronding | aantal integraal toeg. toiletten volgens art. 4.36 | |
10 (lid 4) | 35 (lid 5) | ||||||
Andere industriefunctie | 5800 | B3 | 38,6 = 391 | 3,86 | 4 | 4 | |
Kantoorfunctie | 5300 | B4 | 14,72 = 15 | 1,472 | 2 | 2 | |
Onderwijsfunctie | 500 | B2 | 8,33 = 9 | 0,238 | 1 | 1 | |
Winkelfunctie | 380 | B52 | 1 | n.v.t. | 0 |
1 Dit aantal is met toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel en de uitgangspunten per 20 werknemers 1 toiletruimte met een minimum van 2 en tot 10 werknemers slechts 1 toiletruimte terug te brengen tot gangbare proporties.
2 Uitsluitend afgestemd op het personeel.
In het voorbeeld van de winkelfunctie is er geen integraal toegankelijke toiletruimte vereist, omdat de totale gebruiksoppervlakte van de betrokken gebruiksfunctie kleiner is dan 400 m².
Met het zesde lid, in samenhang met artikel 4.38, derde lid (afmetingen), is geregeld dat een ‘andere bijeenkomstfunctie’ van bepaalde omvang een integraal toegankelijke toiletruimte moet hebben. Daarmee is voor deze gebruiksfunctie invulling gegeven aan het besluit van de ministerraad van 17 april 1998 omtrent de wenselijkheid van integrale toegankelijkheid van utiliteitsgebouwen.