Artikel 4.39.
Het afsluitbaar zijn van een toiletruimte in het eerste lid betekent dat de ruimte voorzien moet zijn van een deur die de toiletruimte volledig afscheidt van een aangrenzende ruimte. Het is niet vereist is dat de deur op slot kan worden gedaan. Het voorschrift geldt niet voor een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang. Voor een onderwijsfunctie geldt deze uitzondering niet zodat er geen gelijkschakeling is tussen naschoolse opvang en de reguliere kinderopvang.
Met deze eis wordt tevens uitgesloten dat de toiletruimte wordt gecombineerd met een andere ruimte. Een combinatie met de badruimte is daarentegen wel toegestaan in artikel 4.35.
Het voorschrift impliceert dat behoudens de deur ook de wanden van een toiletruimte geheel van vloer tot plafond doorlopen. Voor groepen van toiletcabines waarbij de toiletruimten niet geheel afsluitbaar zijn (de wanden lopen niet door tot de vloer en het plafond) zal toepassing moeten worden gegeven aan het gelijkwaardigheidsbeginsel.
In tegenstelling tot hetgeen algemeen geldt, behoeft een deur van toiletruimte van een celfunctie niet tot op de grond door te lopen en aan de bovenzijde aan te sluiten op de bovendorpel van het kozijn. Hiermee is gewaarborgd dat een bewaarder ook in een toiletruimte voldoende toezicht kan uitoefenen op het doen en laten van een gedetineerde.
Omdat het in een kinderdagverblijf niet altijd wenselijk is alle toiletruimten van een deur te voorzien, is in het tweede lid geregeld dat ten behoeve van leiding, bezoekers en oudere kinderen een afsluitbare toiletruimte beschikbaar moet zijn. Dit voorschrift had beter achterwege kunnen blijven wegens het motief van de noodzaak van een deur. Er zijn sloten in de handel waarmee een toiletdeur gemakkelijk van de buitenkant kan worden geopend.