Artikel 4.46.
Dit artikel regelt of een gebruiksfunctie één of meer badruimten moet omvatten.
Wat betreft het aantal vereiste badruimten geeft het eerste lid voor bepaalde gebruiksfuncties een minimum aan. Voor enkele andere gebruiksfuncties stelt het tweede lid, behalve een minimum aan het aantal badruimten, een maximum aan de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie(s) die erop is (zijn) aangewezen.
Op grond van het vijfde lid kan een vereiste badruimte voor meer dan één woonfunctie zijn bestemd. Om tegen te gaan dat teveel personen op zo’n gemeenschappelijke badruimte zijn aangewezen, is daarom een maximum gesteld aan de oppervlakte van de betrokken woonfuncties.
Het zesde lid maakt het mogelijk dat een voorgeschreven badruimte voor meer dan één gebruiksfunctie is bestemd. Het voorschrift staat toe dat het ook bij verschillende gebruiksfuncties kan, maar de kans van voorkomen daarom is kleing. Veelal zal het gaan om gebruikfunctie van dezelfde soort, bijvoorbeeld twee logiesfuncties.
Het zevende lid staat toe dat een badruimte - voorgeschreven of niet voorgeschreven - is samengevoegd met een toiletruimte. De laatste mag ook een integraal toegankelijke toiletruimte zijn.