Algemeen deel van de nota van toelichting van Stb. 2016, 383
De Wet natuurbescherming (hierna ook: wet) voorziet in een gemoderniseerd wettelijk kader voor de bescherming van natuurgebieden, dier- en plantensoorten en houtopstanden. Een belangrijk deel van de in de wet opgenomen regels strekt tot omzetting van de internationale verplichtingen op het vlak van bescherming van de biologische diversiteit, in het bijzonder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.1 De wet geeft tevens invulling aan de in het bestuursakkoord natuur2 gemaakte afspraken over decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden van het Rijk naar de provincies. De instrumenten en begrippenkaders van de Wet natuurbescherming zijn zo goed mogelijk afgestemd op andere onderdelen van het omgevingsrecht, in het bijzonder de toekomstige Omgevingswet. Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming zijn de Na-tuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen.
Op grond van die wet is het Besluit natuurbescherming genomen dat zorgt voor twee kleine aanpassingen van het Bouwbesluit 2012 in de artikelen 3.69 en 3.73.
Dit betreft louter administratieve aanpassingen door een wijziging van de verwijzingen naar andere wetgeving.