Bouwbesluit Online 2012

Paragraaf 1.7. Certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in verband met koolmonoxide

Artikel 1.14

Lid 1.

Een aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling wordt door middel van een door de minister vastgesteld formulier ingediend.

Lid 2.

Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a.de vestigingsplaats van de aanvrager;
b.het nummer waarmee de certificerende instelling is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel; en
c.het certificatieschema waarop de aanvraag betrekking heeft en het bewijs van accreditatie voor dat schema.

Lid 3.

In plaats van het bewijs van accreditatie bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, kan, in het geval de aanvrager nog niet geaccrediteerd is, tot 1 januari 2023 een bewijs van de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie, worden verstrekt dat de aanvraag voor het verkrijgen van accreditatie voor dat schema volledig is en door de nationale accreditatie-instantie in behandeling is genomen.

Artikel 1.15

Een aanwijzing als certificerende instelling heeft betrekking op de in het certificatieschema waarvoor de certificerende instelling geaccrediteerd is opgenomen werkzaamheden.

Artikel 1.16

Een certificatieschema vermeldt in ieder geval:

a.voor welk type of welke typen gasverbrandingsinstallaties het schema is bedoeld;
b.welke van de in het schema opgenomen eisen voor certificaathouders voorgeschreven zijn door paragraaf 1.8 van het besluit en deze paragraaf.

Artikel 1.17

Lid

Een certificatieschema schrijft in ieder geval voor dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit:

a.een certificaathouder voorafgaand aan de werkzaamheden een meting van de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel uitvoert;
b.een certificaathouder de gasverbrandingsinstallatie niet eerder in bedrijf stelt dan nadat hij de concentratie koolmonoxide in de opstellingsruimte van het toestel heeft gemeten en deze concentratie lager dan 5 ppm is;
c.een certificaathouder, wanneer de gasverbrandingsinstallatie daar een voorziening voor heeft, de gasverbrandingsinstallatie niet eerder in bedrijf stelt dan nadat hij de concentratie koolmonoxide in de verbrandingsgassen van het toestel heeft gemeten en de concentratie niet hoger is dan:
1.50 ppm in het geval van een open, afvoerloos gasverbrandingstoestel;
2.200 ppm in het geval van een open, afvoergebonden gasverbrandingstoestel
3.400 ppm in het geval van een gesloten gasverbrandingstoestel.
d.door certificaathouders wordt gecontroleerd of het gebruiksvoorschrift van het gasverbrandingstoestel aanwezig is en dat zij, indien dit niet het geval is, de gebruiker of bewoner wijzen op het ontbreken van deze informatie;
e.certificaathouders de werkzaamheden uitvoeren conform de installatie- en onderhouds-voorschriften van de leverancier of de fabrikant van de installatie, voor zover de voor-schriften niet in strijd zijn met hetgeen in deze paragraaf is bepaald.

Artikel 1.18

Een certificatieschema schrijft voor dat de persoon die de inbedrijfstelling uitvoert, met het oog op het kunnen voldoen aan de in artikel 1.17 gestelde eisen aantoonbaar in staat is:

a.de opstelruimte voor gasverbrandingsinstallaties, in ieder geval inhoudende de ventilatievoorziening, te beoordelen;
b.rookgasafvoerkanalen en -leidingen inclusief uitmonding, te beoordelen en te beproeven;
c.collectieve rookgasafvoeren te beoordelen en te beproeven, in het geval van werkzaamheden daaraan;
d.de toevoer van verbrandingslucht te beoordelen;
e.de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties te beoordelen daar waar het gaat om het vrijkomen van koolmonoxide;
f.gasverbrandingsinstallaties in bedrijf te stellen;
g.de metingen en controles, bedoeld in artikel 1.17, onderdelen a, b en c, te verrichten alsmede de resultaten van deze metingen en controles te interpreteren;
h.voorlichting te geven aan de gebruiker over het functioneren van de gasverbrandingsinstallatie in samenhang met het systeem, inclusief luchttoevoer, rookgasafvoer en plaatsing in het gebouw.

Artikel 1.19

Lid 1.

Een aanvraag tot aanwijzing van een certificatieschema als bedoeld in artikel 1.37, eerste lid, van het besluit wordt door middel van een door de minister vastgesteld formulier ingediend.

Lid 2.

Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a.de vestigingsplaats van de aanvrager;
b.het nummer waarmee de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;
c.het certificatieschema waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 1.20

De concentratie koolmonoxide, bedoeld in artikel 1.38 van het besluit, bedraagt 20 ppm.

Artikel 1.21

Lid 1.

De certificerende instelling zendt het verslag, bedoeld in artikel 1.39, vierde lid, van het besluit, jaarlijks voor 1 maart aan de minister.

Lid 2.

In het verslag worden ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

a.een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle;
b.de door de instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten;
c.wijzigingen in de voor de instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures;
d.knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;
e.de hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;
f.ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, alsmede de wijze van afhandeling daarvan.

Lid 3.

Over iedere melding als bedoeld in artikel 1.38 van het besluit wordt ten minste de volgende informatie verstrekt:

a.de gemeten concentratie koolmonoxide;
b.een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten.

Artikel 1.22

Lid 1.

In het register, bedoeld in artikel 1.40, eerste lid, van het besluit, worden de volgende gegevens met betrekking tot certificaathouders opgenomen:

a.het nummer waarmee de certificaathouder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel;
b.een beschrijving van de werkzaamheden die door de certificaathouder mogen worden uitgevoerd;
c.het schema waarvoor het certificaat is verleend;
d.de datum waarop een certificaat is verleend, geschorst of ingetrokken, de geldigheidsduur van het certificaat en, in het geval van schorsing, de termijn van de schorsing.

Lid 2.

De certificerende instelling verstrekt de gegevens aan de minister.

Artikel 1.23

Lid 1.

Het beeldmerk, bedoeld in artikel 1.41, eerste lid, van het besluit is het beeldmerk opgenomen in bijlage IIa.

Lid 2.

Certificaathouders voeren het beeldmerk op alle uitingen die betrekking hebben op de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties en bij het zich legitimeren bij klanten.

Lid 3.

Het is verboden het beeldmerk te gebruiken wanneer niet wordt beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, van het besluit.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties