Artikel 2.1.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor sterkte van de bouwconstructie van nieuwbouw. Gedurende een referentieperiode als bedoeld in NEN 6700 en nader uitgewerkt in NEN 6702 met een in NEN 6700 aangegeven betrouwbaarheid (β) mag een uiterste grenstoestand niet worden overschreden. Een nadere uitwerking hiervan is opgenomen in TNO Bouw publicatie 2001-BKR-P010b van dr. ir. N.P.M. Scholten, ir. P.C. van Staalduinen en prof. Ir. A.C.W. Vrouwenvelder en is onderdeel van de PAO cursus “Ontwerpen van bouwconstructies op levensduur. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen fundamentele belastingscombinaties die op elk moment gedurende de levensduur kunnen optreden en bijzondere belastingscombinaties. Bijzondere belastingscombinaties zijn weer te onderscheiden in stootbelastingen op vloerafscheidingen en daken en extreme belastingen die op de hoofddraagconstructie kunnen aangrijpen en zouden kunnen leiden tot voortschrijdende instorting. Het verschil tussen fundamentele belastingscombinaties en bijzondere belastingscombinaties zit hem naast de frequentie van voorkomen van de belasting, in het toelaatbaar effect. Bij een bijzondere belastingscombinatie mag de bouwconstructie “beschadigen”, waarna eerst reparatie moet plaatsvinden alvorens het bouwwerk weer mag worden gebruikt. Dus wanneer als gevolg van een stootbelastingen enkele bouten van een verbinding bezwijken, maar de constructie nog “blijft hangen” is aan het voorschrift voldaan. Herstel zal moeten volgen voordat weer sprake is van een constructie die verantwoord kan worden gebruikt. Uiteraard moet bij het aantonen dat aan het voorschrift is voldaan, wel rekening worden gehouden met zogeheten tijdseffecten, zoals achteruitgang in materiaaleigenschappen door natuurlijke degradatie en aantasting door biologische agentia.
De basis voor de bepaling van de betrouwbaarheid van bouwconstructies is vastgelegd in NEN 6700. Dit normblad is in het Bouwbesluit 2003 niet langer erkend als het moedernormblad waarvan de andere constructieve normbladen in de NEN 6700-serie zijn afgeleid. Echter niet valt te ontkennen dat dit het geval is. Door in de andere normbladen van de NEN 6700-serie terug te verwijzen naar NEN 6700 is de positie van NEN 6700 op een indirecte wijze ten dele hersteld.
In deze functionele eis is ten dele een prestatie-eis vervat. Met de aanduiding ‘gedurende de in NEN 6700 bedoelde referentieperiode voldoende’ is met betrekking tot constructieve veiligheid concreet gemaakt dat gedurende de in het normblad genoemde periode de constructie voor wat betreft sterkte en stabiliteit bestand zijn tegen de daarop werkende krachten. Het maakt concreet dat voor elke bouwconstructie, ongeacht het materiaal waaruit deze is samengesteld, een bepaalde referentieperiode geldt.
De verwijzing naar de in NEN 6700 bedoelde referentieperiode is mede van belang bij een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.5, bijvoorbeeld bij innovatieve bouwconstructies uit materialen als kunststof of glas, waarin de door het Bouwbesluit 2003 aangestuurde materiaalgebonden constructienormen (TGB’s) niet voorzien.
Een constructie is volgens NEN 6700 voldoende betrouwbaar indien wordt aangetoond dat deze gedurende de referentieperiode voldoende weerstand kan bieden aan alle belastingen die redelijkerwijs kunnen optreden, zonder dat de bruikbaarheid van die constructie wordt aangetast (de uiterste grenstoestand mag niet worden overschreden). Aan de hand van de in NEN 6700 opgenomen betrouwbaarheidsindex kan de kans worden bepaald dat een uiterste grenstoestand binnen de referentieperiode wordt overschreden. Deze bepaling is ook van belang voor de meer gangbare bouwconstructies vervaardigd van materialen waarvoor in artikel 2.4 naar een normblad is verwezen, terwijl in die normbladen evenmin een uitspraak wordt gedaan over de duurzame veiligheid.
Deze prestatie-eis zou echter beter als afzonderlijk lid van artikel 2.4 kunnen zijn voorgeschreven.
Het Bouwbesluit stelt niet langer eisen aan de bruikbaarheidsgrenstoestand van vloeren en aan de zakking en de rotatie van funderingen. Omdat echter zonder reactie uit de grond een bouwwerk in het geheel niet kan worden ontworpen, hebben de normcommissies met instemming van de wetgever er voor gekozen de eisen aan de zakking en de rotatie van een fundering te verwerken in de NEN 6700-serie en wel in NEN 6702. Op een indirecte wijze wordt het daarmee alsnog mogelijk om funderingsberekeningen te eisen op grond van het Bouwbesluit 2003.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt in beginsel aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Voor het aspect duurzaamheid kennen de bepalingsmethoden, met uitzondering van NEN 6720 tot een referentieperiode van 50 jaren, geen in prestatie-eisen tot uitdrukking gebrachte (volledige) invulling. B&W zullen in voorkomende gevallen van de hun formeel niet toegekende beleidsruimte gebruik moeten maken om te waarborgen dat bouwconstructie ook werkelijk duurzaam veilig zijn. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 2.2 bepaalt welke combinaties van belastingen een bouwconstructie moet kunnen weerstaan zonder te bezwijken (belastingscombinaties bouwconstructie); |
2. | artikel 2.3 regelt welke belastingscombinaties een hoofddraagconstructie bovendien moet kunnen weerstaan zonder te bezwijken (belastingscombinaties hoofddraagconstructie), en |
3. | artikel 2.4 geeft aan welke bepalingsmethoden (normbladen) moeten worden toegepast bij de toetsing of een bouwconstructie voldoet aan de eisen van de artikelen 2.2 en 2.3. |
Constructieve veiligheid is een eigenschap van een bouwwerk en niet zozeer van een gebruiksfunctie binnen een bouwwerk. De gekozen systematiek van het Bouwbesluit 2003 om eisen te koppelen aan gebruiksfuncties, maakt het niet mogelijk de eisen te presenteren als geldend voor een bouwwerk. Consequentie daarvan is dat veel bouwconstructies moeten worden gezien als zijnde gemeenschappelijk als bedoeld in artikel 1.2 van het besluit. Wanneer de normbladen op deze wijze zouden worden geformuleerd, zouden ze voor de praktische toepassing nagenoeg onbruikbaar worden. Dit is de reden waarom de normcommissies voor een pragmatische benadering hebben gekozen. De normbladen beoordelen het bouwwerk als geheel en spreken niet, behoudens als het gaat om op de bouwconstructie aangrijpende belastingen, over gebruiksfuncties. De normbladen sluiten daarom niet aan bij de systematiek van het Bouwbesluit 2003. Echter, toepassing van de normbladen leidt wat betreft het aspect veiligheid van de bouwconstructie wel tot hetgeen de wetgever heeft bedoeld met het Bouwbesluit 2003.