Artikel 2.114.
De voorschriften voor de bestaande bouw zijn lager vastgesteld dan die voor de nieuwbouw. De reden daarvan is in het algemeen deel van de toelichting van dit besluit toegelicht.
Wat betreft de brandcompartimentering is rekening gehouden met onder meer NVN 3895 “Brandbeveiliging van gebouwen. Onderwijsgebouwen”.
Het alsnog laten voldoen van bestaande bouwwerken aan die voorschriften zou leiden tot een noodzaak tot aanschrijving van veel bouwwerken hetgeen op gespannen voet staat met het principe van verworven rechten. Voorts leidt het tot kosten die niet in redelijke verhouding staan tot dat verhoogde veiligheidsniveau.
In afwijking van het Bouwbesluit zoals dat tot 1 januari 2003 heeft gegolden geldt niet langer een wbdbo-eis tussen bestaande belendingen, maar moet worden uitgegaan van fictief, spiegelsymmetrisch gelegen gebouwen. Dit kan er toe leiden dat situaties die tot 1 januari nog als voldoende veilig werden beoordeeld vanwege de eigenschappen van een naburig bouwwerk of het ontbreken van een naburig pand, dit nu niet meer zijn. Dat zijn onder meer de situaties waarbij op de perceelsscheiding een raam aanwezig is die niet met brandwerend glas is bezet. Evenals bij de nieuwbouw kan de maximale brandcompartimentsgrootte bij een logiesgebouw en een megalogiesfunctie knellen. Via paragraaf 2.22.2 kan deze situatie toch toelaatbaar worden geacht.
Voor het overige is de toelichting van paragraaf 2.13.1 van overeenkomstige toepassing.