Artikel 2.91.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor de beperking van ontwikkeling van brand.
De tabel van het tweede lid wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Voor de uitleg van het begrip “bijdrage tot brandvoortplanting”wordt verwezen naar de uitleg bij de begripsomschrijving in artikel 1.1, tweede lid. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 2.92 bepaalt dat de niet naar de buitenlucht toegekeerde zijden van een constructie-onderdeeleen bijdrage tot brandvoortplanting moeten hebben die ten minste voldoet aan een aangegeven klasse (binnenoppervlak); |
2. | artikel 2.93 bepaalt dat denaar de buitenlucht toegekeerde zijden van een constructie-onderdeel een bijdrage tot brandvoortplanting moeten hebben die ten minste voldoet aan een aangegeven klasse (buitenoppervlak); |
3. | artikel 2.94 bepaalt dat een vloer, hellingbaan of traptrede een bijdrage tot brandvoortplanting moet hebben die ten minste voldoet aan een aangegeven klasse (beloopbaar vlak); |
4. | artikel 2.95 bepaalt dat de voorgaande voorschriften niet van toepassing zijn op een fractie van de oppervlakte van de betrokken constructie-onderdelen (vrijgesteld); |
5. | artikel 2.96 geeft aan van welke voorschriften burgemeester en wethouders geen ontheffing kunnen verlenen (verbouw), en |
6. | artikel 2.97 geeft voor niet-permanente bouwwerken aan welke voorschriften voor nieuwbouw daarvan gelden, in aanvulling op de relevante voorschriften voor bestaande bouw (tijdelijke bouw). |
De voorschriften over de beperking van de ontwikkeling van brand voor celfuncties zijn mede ontleend aan de Regeling politiecellencomplex.