Artikel 2.94.
De brandvoortplanting van de bovenzijde van horizontale, met inbegrip van flauw hellende, vlakken wijkt sterk af van die van niet-horizontale vlakken. Daarom bepaalt het eerste lid dat de voorschriften 2.92 en 2.93 daarvoor niet gelden.
Het eerste lid wijst behalve de genoemde horizontale vlakken de bovenzijde van een dak aan als een constructie-onderdeel waarop de artikelen 2.92 en 2.93 niet van toepassing zijn. Dit heeft als reden, dat een dak al volgens artikel 2.85 niet brandgevaarlijk mag zijn.
Het tweede lid bevat speciale eisen voor vloeren, hellingbanen en tredevlakken. Voor een motivering van die eis wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.92. Met het oog op het afwijkend brandgedrag van deze constructie-onderdelen moet hun bijdrage tot de brandvoortplantingzijn bepaald volgens NEN 1775. Volgens dit normblad moet het samenstel van bouwmaterialen dat is toegepast over een dikte van 0,03 m, zoals gemeten vanaf het oppervlak van de vloer, het tredevlak of de hellingbaan, aan de beproeving zijn onderworpen.