Artikel 2.92.
Om te voorkomen dat een beginnende brand zich snel uitbreidt langs het oppervlak van constructie-onderdelen van een gebouw en als gevolg daarvan gebruikers van dat gebouw onvoldoende tijd hebben het brandende deel van het gebouw veilig te verlaten, dient ingevolge dit artikel een constructie-onderdeel zo te zijn samengesteld dat een beginnende brand zich niet te snel kan ontwikkelen. Deze eis geldt evenwel niet voor de bovenzijde van een dak, aangezien dit ingevolge paragraaf 2.11.1, niet brandgevaarlijk mag zijn.
De hoogte van de te stellen eis ten aanzien van de bijdrage tot brandvoortplanting is afhankelijk van de soort ruimte waarvan het constructie-onderdeel deel uitmaakt dan wel waarin het constructie-onderdeel is gelegen. In de regel zullen alle constructie-onderdelen ten minste moeten voldoen aan klasse 4 respectievelijk T3 van de bijdrage tot brandvoortplanting (dit laatste volgens artikel 2.94). Deze waarde kan worden aangehouden voor alle zijden van constructie-onderdelen, ook voor de naar de buitenlucht toegekeerde zijde van een constructie-onderdeel, hetgeen is geregeld in artikel 2.93. Voor zover bedoelde constructie-onderdelen de begrenzing van een van brand en rook gevrijwaarde vluchtroute vormen zal de bijdrage tot brandvoortplanting van deze onderdelen veelal ten minste moeten behoren tot klasse 2 respectievelijk tot klasse T1 (dit laatste volgens artikel 2.94). Voor gebruiksfuncties waarin wordt overnacht of geslapen (woonfunctie, een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang voor kinderen jongeren dan 4 jaar (en voor 24-uurs opvang), gezondheidszorgfunctie en logiesfunctie) zullen constructie-onderdelen die grenzen aan of liggen in een rookvrije vluchtroute aan dezelfde eisen moeten voldoen als de constructie-onderdelen van een van brand en rook gevrijwaarde vluchtroute. Omdat die route is gelegen binnen een brandcompartiment kan die route niet als brand- en rookvrij worden aangemerkt omdat dan die route buiten dat brandcompartiment moet liggen (zie afdeling 2.13.1). Vluchtroutes vanuit een subbrandcompartiment als bedoeld in paragraaf 2.14.1 voeren over een rookvrije vluchtroute tot de uitgang van het brandcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt.
Vanuit een cel en een patiëntenkamer voert geen rookvrije vluchtroute. Die begint eerst vanaf de de uitgang van het rookcompartiment waarin die cel of die kamer ligt. De verkeersroute naar die uitgang moet echter voldoende veilig zijn.
Voor een celfunctie gelden strengere eisen ten einde te voorkomen dat een gedetineerde te gemakkelijk brand zou kunnen stichten.
Deze bijdrage tot brandvoortplanting moet voor constructie-onderdelen niet zijnde een vloer of een tredevlak van een trap worden bepaald volgens NEN 6065. Dit normblad voorziet erin dat de combinatie van bouwmaterialen, die over een dikte van 15 centimeter, gemeten vanaf het oppervlak, is toegepast in een constructie-onderdeel aan een beproeving moet zijn onderworpen om de bijdrage tot brandvoortplanting van een constructie-onderdeel te kunnen vaststellen.