Artikel 2.106.
Het indelen van een gebouw in brandcompartimenten met het oog op het beperken van de uitbreiding van een brand heeft alleen zin wanneer de scheidingsconstructies van die brandcompartimenten in de richting van bepaalde ruimten een deugdelijke weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) hebben. ‘Brandoverslag’ betekent in dit verband de uitbreiding van brand via de buitenlucht, terwijl met ‘branddoorslag’ wordt bedoeld de branduitbreiding via een branduitbreidingstraject dat niet via de buitenlucht loopt. Dit artikel bevat de desbetreffende eisen aan de scheidingsconstructies die het brandcompartiment begrenzen. De wbdbo wordt uitgedrukt in minuten en bepaald volgens NEN 6068. Deze minuten moeten niet worden verward met klokminuten. Het gaat om een afsprakenstelsel met een gestandaardiseerde brand die als meeteenheid heeft bewezen tot een maatschappelijk aanvaardbare mate van brandveiligheid te leiden. De wbdbo speelt een rol in de brandfase als bedoeld in figuur 2.
Onder een besloten ruimte waardoor een brand- en rook gevrijwaarde vluchtroute loopt als bedoeld in het eerste lid, valt ook een besloten veiligheidstrappenhuis. Daarmee geldt dit lid zowel voor besloten als voor niet-besloten veiligheidstrappenhuizen. Het eerste lid heeft geen betrekking op de scheiding tussen een brandcompartiment en een ruimte, die op grond van artikel 2.104 niet als brandcompartiment behoeft te worden aangemerkt. Het tweede lid houdt voor woningen en woongebouwen met betrekkelijk lage permanente vuurbelasting een verlaagde eis in van 30 minuten wbdbo. Het gaat hier om woningen en woongebouwen die bestaan uit materialen die niet of nauwelijks kunnen branden, in feite woningen en woongebouwen die van steenachtig materiaal zijn vervaardigd.
Het hoogtecriterium van het derde lid berust op de veronderstelling dat gebruikers van het gebouw relatief snel het gebouw kunnen hebben verlaten, zonodig via de ramen. Omdat schadebeperking van eigen eigendommen geen primair doel is, kan daarom met een 30 minuten wbdbo worden volstaan. Deze lagere eis geldt alleen indien het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde perceel liggen. Voor een celfunctie gelegen in een cellengebouw en een gedeelte van een gezondheidszorggebouw voor bedgebonden patiënten geldt deze lagere eis niet. Dit vloeit voort uit het feit dat patiënten en gedetineerden het gebouw niet kunnen respectievelijk mogen verlaten.
Voor een woonfunctie geldt tussen een brandcompartiment en een ruimte waardoor een van brand en rookgevrijwaarde vluchtroute op grond van het vierde lid een lagere wbdbo-eis van 30 minuten. Dit is verantwoord omdat een dergelijke ruimte uit zodanige constructie-onderdelen bestaat en zodanig is ingericht dat een brand zich via die ruimte niet of nauwelijks kan uitbreiden. Bij een branduitbreidingstraject via die route zal er dus maar een geringe kans bestaan op een niet meer beheersbare brand. In het TNO Bouw rapport 1997-CVB-R0543 “Vereenvoudiging Nederlandse Bouwregelgeving Brandveiligheid. Onderzoek in het kader van MDW Bouwregelgeving” is er voor gepleit voor niet tot bewoning bestemde gebouwen het Bouwbesluit ook zo te formuleren om een breuk met het verleden te voorkomen. Bij de conversie is vooralsnog aan de aanbevelingen om te komen tot vereenvoudiging en rationalisatie van de brandveiligheidsvoorschriften voorbijgegaan.
Het uitgangspunt voor het vijfde lid is het algemeen deel van deze toelichting toegelichte beginsel van gelijke rechten voor iedere burger. Dit beginsel leidt ertoe dat er bij het bouwen ter beperking van het gevaar van brandoverslag rekening moet worden gehouden met een spiegelsymmetrisch, maar verder identiek gebouw op een naburig perceel. Het gaat hierbij om een denkbeeldig identiek gebouw, waarvoor niet van belang is of er feitelijk een gebouw staat en zo ja, wat voor een. Voor dit denkbeeldige, identieke gebouw moet men uitgaan van een identieke gevel die op dezelfde afstand van de perceelsgrens ligt als de het te bouwen gebouw.
Wat over het vijfde lid is gezegd is grotendeels ook van toepassing op het zesde lid, dat op woonwagens betrekking heeft. Alleen geldt hier dat niet de werkelijke afstand tot de perceelsgrens geldt, maar een nominale afstand van 5 m. In samenhang met de eisen aan de oppervlakte van de standplaats (artikel 4.1) wordt hiermee bereikt dat de wbdbo-eis onafhankelijk is van de plaatsing van een woonwagen op de standplaats, terwijl toch een redelijke mate van brandveiligheid is gewaarborgd.
Het zevende lid leidt er toe dat de wbdbo van een brandcompartiment waar brandgevaarlijke stoffen worden opgeslagen altijd ten minste 60 minuten is.