Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 3.11. Spuivoorziening

§ 3.11.1.Nieuwbouw

Artikel 3.60.

Het eerste lid geeft de functionele eis voor spuivoorzieningen voor te bouwen bouwwerken.

De in het tweede lid bedoelde tabel wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:

1.artikel 3.61 bepaalt in welke situatie er ten behoeve van het snel kunnen afvoeren van verontreinigde binnenlucht beweegbare constructie-onderdelen (de spuivoorziening) in de gevel aanwezig moeten zijn (aanwezigheid);
2.artikel 3.62 bepaalt welke luchtverversingscapaciteit een spuivoorziening ten minste moet hebben (capaciteit), en
3.artikel 3.63 schrijft voor hoe groot de afstand tussen een spuivoorziening en de perceelsgrens ten minste moet zijn en hoe die afstand moet worden gemeten (plaatsbepaling).

Alleen voor de woonfunctie en de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang wijst de tabel van het tweede lid voorschriften aan. Voor de overige gebruiksfuncties worden geen enkel voorschrift aangewezen. Het derde lid bepaalt dat de functionele eis op deze gebruiksfuncties niet van toepassing is.

Artikel 3.61.

In het niet gemeenschappelijk gedeelte van een woonfunctie of een woonwagen en in een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang kunnen zich soms situaties voordoen dat snel een zeer grote mate van luchtverversing (doorspuiing) moet kunnen plaatsvinden. Hieraan ontstaat vooral behoefte wanneer een hoge concentratie van schadelijke of hinderlijke gassen optreedt, zoals bij schilderwerkzaamheden of luierlucht. De normale ventilatie is niet afgestemd op deze tijdelijke verhoogde ventilatiebehoefte. Met het oog op zulke situaties is voorgeschreven dat er in de gevel van een woning of de buitenwand van een woonwagen respectievelijk van een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang beweegbare ramen, luiken of deuren aanwezig zijn.

Het tweede lid houdt rekening met het feit dat in een kinderopvang (bezettingsgraadklasse B1) reeds zodanig veel reguliere ventilatiecapaciteit aanwezig is, dat een specifieke spuiventilatie geen toegevoegde waarde heeft.

Artikel 3.62.

Dit artikel regelt welke minimum capaciteit de doorspuivoorzieningen moeten hebben. Het uitgangspunt vormen eisen aan de totale capaciteit voor de luchtverversing van een verblijfsgebied van een woonfunctie of een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang. Daarnaast is een eis gesteld aan de capaciteit voor de doorspuiïng van een verblijfsruimte. Laatstgenoemde eis dient om te verzekeren dat wanneer het verblijfsgebied na realisatie wordt ingedeeld in afzonderlijke verblijfsruimten, die afzonderlijke ruimten ook aan die eisen voldoen. De eis aan de verblijfsruimte betekent feitelijk dat indien men gebruik wil maken van de bepalingsmethoden met een toe- en afvoer in twee verschillende gevels of in een gevel en het dak er in de uitwendige scheidingsconstructie daarvan ten minste een luik, raam of deur aanwezig moet zijn waarmee die ruimte kan worden doorgespuid. Bij de bepaling van de doorspuicapaciteit mag worden uitgegaan van openstaande beweegbare constructie-onderdelen in de in- en uitwendige scheidingsconstructies van de woning of het gebouw met de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang.

Als gevolg van het feit dat ook voor een woonwagen nu de voorschriften zijn gerelateerd aan een verblijfsgebied en niet langer aan die van de woonwagen, geldt niet langer een voorschrift voor het doorspuien van de gehele woonwagen, maar is dit slechts beperkt tot het verblijfsgebied van die wagen.

De grootte van dergelijke beweegbare constructie-onderdelen is afhankelijk van de situering van die onderdelen. De in dit lid genoemde NEN 1087, die de bepalingsmethode voor de spuicapaciteit bevat, maakt onderscheid tussen een situatie waarbij die constructie-onderdelen zich slechts in één gevel bevinden, zoals bij rug-aan-rug-woningen, en een situatie waarbij die onderdelen zich in twee of meer gevels bevinden.

Artikel 3.63.

In dit artikel is aangegeven hoe groot de afstand tussen de deur, het raam of het luik dat als spuivoorziening dienst doet, en de perceelsgrens ten minste moet zijn. Beweegbare constructie-onderdelen die niet aan deze eis voldoen, mogen niet worden meegerekend bij de bepaling van de doorspuicapaciteit.

De reden achter dit voorschrift is het beginsel van gelijke monniken, gelijke kappen dat aan het Bouwbesluit 2003 ten grondslag ligt. Er wordt bij de bepaling van de spuicapaciteit geen rekening gehouden met bouwwerken, gelegen op een aangrenzend perceel. Er zal een zekere afstand aanwezig moeten zijn om te zorgen dat de spuiventilatie tot stand komt.

Voor een woonwagen moet als perceelsgrens de grens van de standplaats worden aangehouden.

§ 3.11.2.Bestaande bouw

Artikel 3.64.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.11.1. Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.65.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.11.1. Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.66.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.11.1. Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties