Bouwbesluit Online 2012


Afdeling 3.10. Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

§ 3.10.1.Nieuwbouw

Artikel 3.46.

Het eerste lid geeft de functionele eis voor luchtverversing van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten voor te bouwen bouwwerken.

De in het tweede lid bedoelde tabellen wijzen per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. Bij het samenstellen van de tabel is niet een neutrale 1 op 1 vertaling ten opzichte van het Bouwbesluit fase 2, Stb. 1998, 618, uitgevoerd. De correcte capaciteitseisen zouden de volgende zijn, te herkennen aan gele achtergrond:

Tabel 3.46a Capaciteitseisen voor een verblijfsgebied

gebruiksfunctie bezettingsgraad B1 B2 B3 B4 B5 min. cap. in m3/s
BIJEENKOMSTFUNCTIE
1. verblijfsgebied van een bijeenkomstfunctie met alcoholgebruik 4,8∙10-3 4,8∙10-3 4,8∙10-3 nt nt 7∙10-3
2. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 nt nt 7∙10-3
3. verblijfsgebied van een bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport 4,8∙10-3 1,9∙10-3 nt nt nt 7∙10-3
4. verblijfsgebied niet 1 t.m. 3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt nt 7∙10-3
CELFUNCTIE
1. verblijfsgebied van celfunctie niet voor dag- en nachtverblijf met toiletpot in verblijfsgebied 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 nt 11∙10-3
2. verblijfsgebied van celfunctie niet voor dag- en nachtverblijf zonder toiletpot in verblijfsgebied 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 nt 7∙10-3
3. verblijfsgebied van celfunctie voor dag- en nachtverblijf met toiletpot in verblijfsgebied 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 11∙10-3
4. verblijfsgebied van celfunctie voor dag- en nachtverblijf zonder toiletpot in verblijfsgebied 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 7∙10-3
5. verblijfsgebied uitsluitend bestemd voor bezoekers 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 nt nt 7∙10-3
6. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 7∙10-3
7. verblijfsgebied anders dan 1 t.m. 6 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 nt 7∙10-3
GEZONDHEIDSZORGFUNCTIE
1. verblijfsgebied voor bezoekers 4,8∙10-3 1,9∙10-3 1,3∙10-3 nt nt 13∙10-3
2. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 13∙10-3
3. verblijfsgebied bestemd voor het verblijf van patiënten die door hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid permanent of tijdelijk aan bed zijn gebonden 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 13∙10-3
4. verblijfsgebied anders dan 1 t.m. 3 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 nt 13∙10-3
LICHTE INDUSTRIEFUNCTIE
Verblijfsgebied - - - - - -
INDUSTRIEFUNCTIE NIET ZIJNDE LICHTE INDUSTRIE
1. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 1∙10-3 7∙10-3
2. verblijfsgebied anders dan 1 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 0,5∙10-3 7∙10-3
KANTOORFUNCTIE
Verblijfsgebied 1,3∙10-3 1,3∙10-3 1,3∙10-3 1,3∙10-3 nt 13∙10-3
LOGIESFUNCTIE
Verblijfsgebied 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 nt 7∙10-3
ONDERWIJSFUNCTIE
1. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 nt nt 7∙10-3
2. verblijfsgebied anders dan 1 8,8∙10-3 3,5∙10-3 1,4∙10-3 nt nt 7∙10-3
SPORTFUNCTIE
1. verblijfsgebied met sportgebruik 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 0,5∙10-3 7∙10-3
2. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 1∙10-3 7∙10-3
3. verblijfsgebied anders dan 1 of 2 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 0,5∙10-3 0,5∙10-3 7∙10-3
WINKELFUNCTIE
1. verblijfsgebied (mede?) voor het winkelend publiek 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 0,5∙10-3 0,5∙10-3 7∙10-3
2. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 15∙10-3 6∙10-3 2,4∙10-3 1∙10-3 1∙10-3 7∙10-3
3. verblijfsgebied anders dan 1 of 2 8∙10-3 3,2∙10-3 1,3∙10-3 0,5∙10-3 0,5∙10-3 7∙10-3
OVERIGE GEBRUIKSFUNCTIE
1. verblijfsgebied voor het stallen van motorvoertuigen 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 -
2. verblijfsgebied voor het opslaan van afval - - - - - 100∙10-3
3. verblijfsgebied waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen ? ? ? ? ? ?
4. verblijfsgebied anders dan 1 t.m. 3 - - - - - -
nt: niet toelaatbaar;- : geen eis

Tabel 3.46b Capaciteitseisen voor een verblijfsruimte

gebruiksfunctie bezettingsgraad B1 B2 B3 B4 B5 min. cap. in m3/s
BIJEENKOMSTFUNCTIE
1. verblijfsruimte van een bijeenkomstfunctie met alcoholgebruik 3,8∙10-3 3,8∙10-3 3,8∙10-3 nt nt 7∙10-3
2. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 nt nt 7∙10-3
3. verblijfsruimte van een bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport 3,8∙10-3 1,5∙10-3 nt nt nt 7∙10-3
4. verblijfsruimte niet 1 t.m. 3 3,8∙10-3 1,5∙10-3 0,6∙10-3 nt nt 7∙10-3
CELFUNCTIE
1. verblijfsruimte van celfunctie niet voor dag- en nachtverblijf met toiletpot in verblijfsgebied 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 nt 11∙10-3
2. verblijfsruimte van celfunctie niet voor dag- en nachtverblijf zonder toiletpot in verblijfsgebied 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 nt 7∙10-3
3. verblijfsruimte van celfunctie voor dag- en nachtverblijf met toiletpot in verblijfsgebied 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt 11∙10-3
4. verblijfsruimte van celfunctie voor dag- en nachtverblijf zonder toiletpot in verblijfsgebied 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt 7∙10-3
5. verblijfsruimte uitsluitend bestemd voor bezoekers 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 nt nt 7∙10-3
6. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt 7∙10-3
7. verblijfsruimte anders dan 1 t.m. 6 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 nt 7∙10-3
GEZONDHEIDSZORGFUNCTIE
1. verblijfsruimte voor bezoekers 3,8∙10-3 1,5∙10-3 1∙10-3 nt nt 10∙10-3
2. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) nt 10∙10-3
3. verblijfsruimte bestemd voor het verblijf van patiënten die door hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid permanent of tijdelijk aan bed zijn gebonden 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt 10∙10-3
4. verblijfsruimte anders dan 1 t.m. 3 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,8∙10-3 nt 10∙10-3
LICHTE INDUSTRIEFUNCTIE
verblijfsruimte - - - - - -
INDUSTRIEFUNCTIE NIET ZIJNDE LICHTE INDUSTRIE
1. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 7∙10-3
2. verblijfsruimte anders dan 1 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 0,4∙10-3 7∙10-3
KANTOORFUNCTIE
verblijfsruimte 1∙10-3 1∙10-3 1∙10-3 1∙10-3 nt 10∙10-3
LOGIESFUNCTIE
verblijfsruimte 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 0,8∙10-3 nt 7∙10-3
ONDERWIJSFUNCTIE
1. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 nt nt 7∙10-3
2. verblijfsruimte anders dan 1 7∙10-3 2,8∙10-3 1,1∙10-3 nt nt 7∙10-3
SPORTFUNCTIE
1. verblijfsruimte met sportgebruik 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 0,4∙10-3 7∙10-3
2. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 7∙10-3
3. verblijfsruimte anders dan 1 of 2 3,8∙10-3 1,5∙10-3 0,6∙10-3 0,4∙10-3 0,4∙10-3 7∙10-3
WINKELFUNCTIE
1. verblijfsruimte (mede?) voor het winkelend publiek 3,8∙10-3 1,5∙10-3 0,6∙10-3 0,4∙10-3 0,4∙10-3 7∙10-3
2. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen 12∙10-3 4,8∙10-3 1,9∙10-3 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 1∙10-3 (had 0,8∙10-3 moeten zijn) 7∙10-3
3. verblijfsruimte anders dan 1 of 2 6,4∙10-3 2,5∙10-3 1∙10-3 0,4∙10-3 0,4∙10-3 7∙10-3
OVERIGE GEBRUIKSFUNCTIE
1. verblijfsruimte voor het stallen van motorvoertuigen 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 3∙10-3 -
2. verblijfsruimte voor het opslaan van afval - - - - - 100∙10-3
3. verblijfsruimte waarin activiteiten plaatsvinden die de binnenlucht sterk kunnen verontreinigen ? ? ? ? ? ?
4. verblijfsruimte anders dan 1 t.m. 3 - - - - - -
nt: niet toelaatbaar;- : geen eis

De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:

1.artikel 3.47 bepaalt in welke situatie er een voorziening voor luchtverversing aanwezig moet zijn (aanwezigheid);
2.artikel 3.48 bepaalt wat voor capaciteit de voorziening ten minste moet hebben (capaciteit);
3.artikel 3.49 bepaalt voor de leefzone van een verblijfsgebied de maximale luchtsnelheid van de toegevoerde lucht (thermisch comfort);
4.artikel 3.50 bevat voorschriften omtrent het kunnen regelen van de voorziening door de gebruiker (regelbaarheid);
5.artikel 3.51 bepaalt de richting van de luchtstroming van en naar de voorziening (stromingsrichting);
6.artikel 3.52 stelt eisen betreffende de plaats van de instroomopening van de toevoervoorziening (plaats van de opening), en
7.artikel 3.53 bepaalt vanwaar de verse lucht naar een verblijfsgebied of verblijfsruimte moet worden toegevoerd en waarheen deze moet worden afgevoerd (luchtkwaliteit).

Voor de gebruiksfunctie ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Het derde lid bepaalt dat de functionele eis op deze gebruiksfunctie niet van toepassing is.

Deze voorschriften zijn voor ruimten met alcoholgebruik van een bijeenkomstfunctie mede ontleend aan het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. Wel moet bedacht worden dat dat besluit mechanische ventilatie voorschrijft, terwijl het Bouwbesluit dat niet doet. Daarmee is niet geheel recht gedaan aan de bedoeling van artikel 5 van de Woningwet. Degene die een bouwplan wil realiseren doet er verstandig de strengere eis van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet aan te houden.

De voorschriften zijn voor een gezondheidszorgfunctie ontleend aan het Besluit bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen.

De voorschriften voor een verblijfsgebied en een verblijfsruimte van een onderfunctie zijn ontleend aan de artikelen 5, negende lid, en 6, vijfde lid, van zowel het voormalige Bouwbesluit WBO als het voormalige Bouwbesluit ISOVSO.

De voorschriften voor een verblijfsgebied en verblijfsruimte van een sportfunctie behorende bij een onderwijsfunctie zijn ontleend aan artikel 14, derde lid, van het voormalige Bouwbesluit WBO en aan de artikelen 14, derde lid, en 19, derde lid, van het voormalige Bouwbesluit ISOVSO.

Het voorgeschreven ventilatievoud voor een winkelfunctie is mede ontleend aan de Arbeidsomstandighedenwetgeving en heeft betrekking op het in de winkel aanwezige personeel en niet op de winkelbezoekers. In het deel van de winkelfunctie dat niet is bestemd voor bezoekers, is dan ook een hoger ventilatievoud voorgeschreven dan in het deel dat mede bestemd is voor bezoekers.

Artikel 3.47.

Dit artikel schrijft de aanwezigheid voor van een voorziening waarmee een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte langs natuurlijke of mechanische weg kunnen worden geventileerd. Op deze wijze wordt zeker gesteld dat de noodzakelijke zuurstof kan worden aangevoerd en kooldioxide, waterdamp, onaangename geurstoffen en stofdeeltjes kunnen worden afgevoerd. Verder is luchtverversing nodig om de in de lucht aanwezige schadelijke stoffen als gevolg van bijvoorbeeld formaldehyde-emissie en radonstraling te kunnen afvoeren.

Artikel 3.48.

Dit artikel heeft als doel te waarborgen dat de door de mens veroorzaakte concentratie van kooldioxyde in een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte of badruimte op een aanvaardbaar peil kan worden gehouden en geurstoffen in voldoende mate kunnen worden afgevoerd.

De hoeveelheid luchtverversing van een verblijfsgebied of verblijfsruimte wordt bepaald aan de hand van zogenoemde bezettingsgraadklassen. Het is de bedoeling dat de aanvrager van een bouwvergunning voor een utiliteitsgebouw de klasse aangeeft die naar zijn oordeel van toepassing is. Daarbij zal de aanvrager moeten uitgaan van de hoogste bezetting waarop hij voor de betrokken bestemming rekent. Het uitgaan van een bezettingsgraadklasse voor de bepaling van de capaciteit van de ventilatievoorziening betekent in de praktijk dat het verblijfsgebied of de verblijfsruimte door niet méér personen mag worden gebruikt dan het aantal dat bij de opgegeven klasse behoort. Dit vloeit voort uit de gebruiksvoorschriften van de gemeentelijke bouwverordening. Wordt een deel van een gebouw op twee verschillende manieren gebruikt, dan moet het ook als twee gebruiksfuncties worden aangevraagd. In dat geval geldt de bezettingsgraadklasse waarvoor de zwaarste eis geldt.

Wat betreft de hoogte van de eisen gaan de voor een verblijfsgebied en een verblijfsruimte van een woonfunctie voorgeschreven capaciteit van 0,9 dm3/s respectievelijk 0,7 dm3/s per m2 vloeroppervlakte uit van gemiddeld één persoon per 7 m2 verblijfsruimte. Voor de oppervlakte van een verblijfsgebied is voorts aangenomen dat deze gemiddeld ten minste 10% groter is dan de som van de daarbinnen gelegen verblijfsruimten. Hiermee stemmen de eisen overeen met het advies van de Gezondheidsraad inzake ventilatie van 19841, waarin een minimum luchtverversing wordt aanbevolen van 25 m3/h (=7∙10-3 m3/s) per persoon. Om te waarborgen dat in het kleinst denkbare verblijfsgebied of de kleinst denkbare verblijfsruimte van 4 m2 in een woonwagen en van 5 m² in een woning toch voldoende ventilatie aanwezig is, zoals bedoeld in het advies van de Gezondheidsraad, is als ondergrens een capaciteit van 7∙10-3 m3/s voorgeschreven. Voor een verblijfsruimte is een zwaardere eis gesteld dan tot 31 december 2002 op grond van het Bouwbesluit heeft gegolden. De gegeven vangneteis kon tot te ongezonde situatie leiden, afgezet tegen het advies van de Gezondheidsraad.

De noodzakelijke ventilatiecapaciteit voor een verblijfsgebied en een verblijfsruimte van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie is feitelijke afhankelijk van:

a.het aantal personen per vierkante meter vloeroppervlakte van dat gebied of die ruimte, uitgedrukt in klassen van de bezettingsgraad, en
b.de klasse van de ventilatie,

zoals uitgelegd in het algemeen deel van deze toelichting. De achtergronden voor de ventilatieklassen zijn beschreven in het TNO Bouw rapport 94 BBI 1537. In dat rapport is ook de vertaling naar ventilatie-capaciteiten aangegeven per klasse.

De grenswaarden voor een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang gelden voor de gehele functie voor kinderopvang en niet alleen voor de ruimten waarin geslapen wordt. De vereiste waarden zijn ontleend aan de rapportage ‘Bouwbesluit 2003 toegespitst op kinderopvang’ (Van Overveld Bouwbesluit Advies bv, oktober 2002).

Voor een kantoorfunctie en een overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen wordt uitgegaan van een vaste minimum capaciteit, ongeacht de klasse van de bezettingsgraad. Gemakshalve is daar ook tabel 3.16.1 voor gebruikt, zodat het lijkt alsof er een relatie bestaat tussen de klasse van de bezettingsgraad en de noodzakelijke ventilatie.

Bij het stellen van de eisen ten aanzien van verblijfsruimten is er van uitgegaan dat de eisen betreffende de ventilatie van een verblijfsgebied voldoende ventilatie binnen dat gehele gebied waarborgen. De eisen gesteld aan verblijfsruimten gelden uitsluitend als vangnet.

Het voorschrift van het derde lid voor een verblijfsgebied of verblijfsruimte met een kook- of warmwatertoestel is erop gericht dat geurstoffen, bij normale verbranding vrijkomende dampen en overmatige waterdampproductie die daar kunnen ontstaan in korte tijd kunnen worden afgevoerd en verbrandingslucht kan worden toegevoerd. Door de beperking van dit voorschrift tot toestellen met een nominale belasting van 15 kW is het niet toereikend voor ruimten waarin een of meer toestellen zijn geplaatst met een grotere nominale belasting. Voor zulke gevallen is of sprake van een meldingplichtige inrichting in de zin van de Wet milieubeheer waarvoor afzonderlijke technische voorschriften zijn gegeven of er is een vergunning op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer vereist. In die vergunning kunnen op de specifieke situatie toegesneden eisen worden gesteld aan de luchtverversing.

De in het vierde lid voorgeschreven capaciteit voor een toiletruimte is zodanig dat verontreinigde lucht in korte tijd kan worden afgevoerd. De voor een badruimte voorgeschreven capaciteit is afgestemd op het afvoeren van een overmaat aan waterdamp binnen zodanige tijd dat schimmelvorming wordt voorkomen.

Het vijfde lid regelt dat in een woning of vakantiewoning de verblijfsgebieden één voor één moeten worden beoordeeld en de ventilatie niet gelijktijdig in alle verblijfsgebieden tegelijk aanwezig moet zijn. De gedachte hierachter is dat niet alle verblijfsgebieden gelijktijdig door alle gebruikers worden gebruikt die in dit verblijfsgebied kunnen vertoeven. Anders gezegd, personen kunnen allemaal slapen of allemaal in de woonkamer/keuken aanwezig zijn. De regulering leidt er verder toe dat de afvoercapaciteit van de ventilatievoorzieningen van een woning niet groter hoeft te zijn dan de noodzakelijke ventilatiecapaciteit van het grootste verblijfsgebied van de woning.

Het zesde lid ziet er op toe dat in de utiliteitsbouw in alle verblijfsgebieden gelijktijdig de volle ventilatiecapaciteit aanwezig kan zijn. Immers, alle verblijfsgebieden kunnen gelijktijdig door het maximale aantal mensen waarvoor dat gebied is ontworpen, worden gebruikt.

Omdat gemeenschappelijke verblijfsgebieden door gebruikers van verschillende woningen kunnen worden gebruikt en daarbij niet de situatie aanwezig hoeft te zijn dat slechts personen in een deel van het verblijfsgebied aanwezig zullen zijn, zullen op grond van het zevende lid alle gemeenschappelijke verblijfsgebieden gelijktijdig met de volle capaciteit moeten kunnen worden geventileerd.

OPMERKING Nico Scholten

1 “Het binnenhuisklimaat, in het bijzonder een ventilatieminimum, in Nederlandse woningen”, Gezondheidsraad, 1984.

Artikel 3.49.

In dit artikel zijn voorschriften gesteld betreffende de luchtsnelheid van de ventilatielucht, met het doel tochtverschijnselen tot een minimum te beperken. Dit voorschrift is niet voor een verblijfsruimte gegeven. Dat bij een verblijfsruimte geen hinderlijke tochtverschijnselen zich zullen voordoen is overgelaten aan de marktpartijen. Daarmee is invulling gegeven aan de gedachte van meer markt en minder overheid.

Het feit dat dit voorschrift over de luchtverversing voor een industriefunctie niet geldt, maakt het mogelijk dat de ventilatie van een industriegebouw uitsluitend tot stand komt via deuren. Dat geldt ook voor een overige gebruiksfunctie. Voor deze laatste functie kan de ventilatie ook totstandkomen via gaten in de gevel.

Artikel 3.50.

Met de eisen betreffende de regelbaarheid van de ventilatievoorziening is beoogd de gebruikers van de gebruiksfunctie de mogelijkheid te geven zelf de voorziening op de gewenste stand in te stellen. Er dient een nulstand te zijn. Die hoeft echter niet te leiden tot een absoluut luchtdicht rooster of klepraam. Daarnaast zijn er nog ten minste twee fijnregelstanden nodig. Daarmee is geregeld dat bij een grote windsterkte de ventilatietoevoer toch zo kan worden geregeld dat geen tochtverschijnselen optreden en niet onnodig veel ventilatielucht naar binnen komt. Een zelfregulerend rooster mag er voorts niet toe leiden dat er substantieel te weinig of te veel wordt geventileerd.

Het is niet de bedoeling dat de ventilatietoevoer naar een toilet- en badruimte een fijnregeling kent.

Een parkeergarage en een ruimte voor de opslag van afvalstoffen moet permanent worden geventileerd. Dit is de reden waarom volgens het derde lid een inlaatopening niet afsluitbaar mag zijn.

Artikel 3.51.

Het voorschrift inzake de richting van de luchtstroming is gesteld om te voorkomen dat bijvoorbeeld een afvoervoorziening als toevoer gaat werken. Tevens dient het er voor om te verifiëren dat de ventilatie ook daadwerkelijk tot stand kan komen. Vanwege het principe van gelijke monniken, gelijke kappen dat aan het Bouwbesluit 2003 ten grondslag ligt (zie algemeen deel van de toelichting), is bepaald dat bij het bepalen van de stromingsrichting geen rekening wordt gehouden met bouwwerken, die op een aangrenzend perceel zijn gelegen.

Artikel 3.52.

Dit voorschrift voorziet er in dat de kwaliteit van de ventilatielucht ter plaatse van de inlaat van een voldoende kwaliteit is om als ventilatielucht te kunnen worden gebruikt.

Het eerste lid leidt er toe dat tussen een toevoeropening van een ventilatievoorziening en een afvoeropening van een ventilatieopening en van een rookafvoer een zodanig afstand aanwezig is, dat door de wind de vervuilde lucht voldoende is gemengd met zuivere lucht opdat die lucht weer geschikt is als ventilatielucht.

Het tweede lid leidt er toe dat tussen een afvoeropening van een ventilatievoorziening en een toevoeropening van een ventilatieopening en van een verbrandingsluchttoevoer een zodanig afstand aanwezig is, dat door de wind de vervuilde lucht voldoende is gemengd met zuivere lucht opdat die lucht weer geschikt is ventilatielucht of verbrandingslucht die stroom via een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen.

Het derde en het vierde lid zijn de weerslag van het principe van gelijke monniken en gelijke kappen dat aan dit besluit ten grondslag ligt en dat in het algemeen deel van deze toelichting nader is beschreven.

Artikel 3.53.

In het eerste lid is praktisch gezien geregeld dat van de totale capaciteit aan ventilatielucht ten behoeve van alle verblijfsgebieden van de woning ten minste de helft van buiten moet worden aangezogen; het restant mag worden betrokken uit een ander tot de woning behorend verblijfsgebied of uit een tot de woning behorende ruimte waardoor een verkeersroute voert. Aan deze regulering ligt de gedachte ten grondslag dat in een gangbare gezinssituatie de gebruikers van de woning zich grotendeels ophouden in de woonkamer en keuken of in de slaapkamers, althans dat de verblijfsgebieden niet alle gelijktijdig volledig worden gebruikt. Met dit voorschrift is interne recirculatie van lucht toegestaan, hetgeen leidt tot energiebesparing, aangezien recirculatielucht niet meer behoeft te worden opgewarmd.

Het tweede lid regelt dat bij een gemeenschappelijk verblijfsgebied alle toevoerlucht rechtstreeks van buiten moet komen. Een gemeenschappelijk verblijfsgebied mag zijn ventilatielucht niet uit een gemeenschappelijk verblijfsgebied betrekken.

Voor de overige gebruiksfuncties bepaalt het derde lid dat alle verse lucht voor een al dan niet gemeenschappelijk verblijfsgebied rechtstreeks van buiten moet worden toegevoerd.

Op grond van het vierde lid, behoeft niet de gehele ventilatiecapaciteit van een verblijfsruimte met kooktoestel rechtstreeks naar buiten te worden afgevoerd. De afvoercapaciteit die uitgaat boven de 21 dm3/s die voor het koken nodig is, mag via een andere ruimte worden afgevoerd.

Het vijfde en het zesde lid bevatten eisen die strekken tot het rechtstreeks naar buiten afvoeren van sterk vervuilde binnenlucht. De bedoeling hiervan is te voorkomen dat onaangename geuren of grote hoeveelheden waterdamp zich verspreiden naar andere ruimten van de gebruiksfunctie.

§ 3.10.2.Bestaande bouw

Artikel 3.54.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

Artikel 3.55.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

Artikel 3.56.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

In aanvulling op de toelichtingen op de nieuwbouwartikelen wordt nog het volgende opgemerkt.

Het niveau van de geëiste ventilatiecapaciteit is het laagste dat in verblijfsruimten nog aanvaardbaar is uit het oogpunt van gezondheid en komt overeen met het minimum dat in de nieuwbouwvoorschriften voor verblijfsruimten, gerelateerd aan de laagste klasse van de bezettingsgraad die voor nieuwbouw is toegestaan, is geëist. Is sprake van een grotere bezetting, dan zullen b&w, zoals aangegeven in het algemeen gedeelte van de toelichting de grenswaarde dienovereenkomstig kunnen aanpassen om te beoordelen of er nog van een voldoende gezonde situatie sprake is.

De bepalingsmethode, vastgelegd in NEN 8087, laat het verder toe dat ook naden en kieren als ventilatievoorziening worden aangemerkt.

Artikel 3.57.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

Artikel 3.58.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

Artikel 3.59.

De in deze paragraaf gegeven voorschriften hebben betrekking hebben op bestaande voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht. Deze voorschriften zijn ontleend aan het TNO Bouw-rapport B-92-0306.

De toelichtingen op de artikelen van paragraaf 3.10.1 Nieuwbouw zijn op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Anders dan voor nieuwbouw zijn er voor de bestaande bouw geen eisen gesteld aan bepaalde inrichtingseisen van de ventilatievoorziening, zoals ten aanzien van vermindering van het thermisch comfort, de fijnregeling en de verdunning van afvoerlucht. Uit het oogpunt van gezondheid is namelijk primair de capaciteit van de voorziening van belang en niet de wijze waarop de luchtverversing plaatsvindt. Zouden wel deze inrichtingseisen worden gesteld, dan ontstaat snel een situatie die strijdig is met het rechtens verkregen niveau waarbij de kosten die gemoeid zijn met het alsnog aanpassen niet opwegen tegen de meer gezonde situatie die dan ontstaat.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties