Bouwbesluit Online 2012


2 Inhoud van het besluit

De uitzonderingsmogelijkheden voor de keuringsplicht zoals opgenomen in de EPBD III zijn te beperkt in het Bouwbesluit 2012 en het Bbl geïmplementeerd. Het gaat om de volgende drie aspecten:

1. De EPBD III bepaalt in het tweede lid van de artikelen 14 en 15 dat airconditioning- en verwarmingssystemen «die expliciet onder een overeengekomen energieprestatiecriterium of een contractuele regeling vallen waarin een overeengekomen niveau van energie-efficiëntieverbetering is vermeld, zoals energieprestatiecontracten», zijn vrijgesteld van de keuringsverplichtingen. Deze formulering brengt tot uitdrukking dat er naast energieprestatiecontracten andere vormen van overeenkomsten zijn waarin afspraken kunnen zijn vastgelegd over een energieprestatiecriterium of energie-efficiëntieverbetering, die strikt genomen niet onder de definitie vallen van energieprestatiecontract als bedoeld in artikel 2, onderdeel 27, van de EED.5 In de Nederlandse bouwregelgeving was de uitzonderingsmogelijkheid beperkt tot energiecontracten.

2. De EPBD III bevat daarnaast een vrijstellingsmogelijkheid voor technische bouwsystemen «die worden beheerd door een nutsbedrijf- of netwerkexploitant en daarom aan prestatiemonitoringmaatregelen aan de systeemzijde zijn onderworpen». Deze mogelijkheid ontbreekt in de Nederlandse bouwregelgeving.

3. Tot slot verbindt de EPBD III een voorwaarde aan de vrijstellingsmogelijkheden. Vrijstelling van de keuringsplicht is mogelijk, «provided that the overall impact of such an approach is equivalent to that resulting from paragraph 1». Nederland heeft dit bij de oorspronkelijke implementatie alleen in de nota van toelichting benoemd.7

De artikelen 6.37 (keuring van airconditioningsystemen) en 6.42 (keuring van verwarmingssystemen) van het Bbl en de overeenkomstige bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 zijn met dit besluit zodanig gewijzigd dat een uitzondering op de keuringsplicht niet alleen geldt als het systeem valt onder een energieprestatiecontract, maar voor alle in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van de EPBD genoemde gevallen. Dit kunnen energiebesparingscontracten zijn, maar dat hoeft niet. In een energieprestatiecontract, zoals in andere vormen van financieringsregelingen via derden, vermijdt de begunstigde van de energiedienst investeringskosten door een deel van de financiële waarde van de energiebesparing te gebruiken om de volledig of gedeeltelijk door een derde uitgevoerde investering terug te betalen.7 De uitzondering op de keuringsplicht is echter ook van toepassing op airconditioning- en verwarmingssystemen die expliciet onder een overeengekomen energieprestatiecriterium of een contractuele regeling vallen waarin een overeengekomen niveau van energie-efficiëntieverbetering is vermeld.

Ook airconditioning- en verwarmingssystemen die worden beheerd door een energieleverancier of een netbeheerder en daarmee al onder prestatiemonitoringsmaatregelen aan de systeemzijde zijn onderworpen, vallen buiten de keuringsplicht.

Aan deze twee uitzonderingsmogelijkheden is toegevoegd dat deze alleen mogen worden gebruikt als het resultaat van de genoemde aanpak hetzelfde is als het resultaat dat met de keuring wordt bereikt. Bij de formulering van de tekst van de bepalingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de tekst zoals opgenomen in de EPBD III. Dat het resultaat hetzelfde is moet aangetoond worden door de eigenaar van het desbetreffende technische bouwsysteem.

5 «een contractuele regeling tussen de begunstigde en de aanbieder van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie, die tijdens de gehele looptijd van het contract wordt geverifieerd en gecontroleerd, waarbij de investeringen (arbeid, leveringen of diensten) zodanig worden betaald dat ze in verhouding staan tot de contractueel vastgelegde mate van verbetering van de energie-efficiëntie of een ander overeengekomen prestatiecriterium, zoals financiële besparingen».

6 Stb. 2020, 84, p. 21.

7 Overweging 47 van de EED-richtlijn.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties