Artikel 2.166.
Het eerste lid geeft de functionele eis voor inrichting van vluchtroutes voor te bouwen bouwwerken.
De in het tweede lid bedoelde tabel wijst per gebruiksfunctie de voorschriften aan die van toepassing zijn op die gebruiksfunctie. Door aan die voorschriften te voldoen, wordt aan de functionele eis van het eerste lid voldaan. De hiervoor bedoelde voorschriften, die prestatie-eisen inhouden, zijn als volgt over de artikelen verdeeld:
1. | artikel 2.167 regelt welke netto-breedte en hoogte een vluchtroute minimaal moet hebben (afmetingen doorgang); |
2. | artikel 2.168 bevat eisen aan de scheidingsconstructie tussen twee vluchtroutes (scheidingsconstructie tussen vluchtroutes); |
3. | artikel 2.169 betreft de toevoer van lucht naar en afvoer van rook afkomstig van een brand uit niet-besloten ruimten waardoor een vluchtroute voert (luchttoevoer en rookafvoer); |
4. | artikel 2.170 stelt een grens aan de brandbaarheid van materialen in en bij veiligheids- en vluchttrappenhuizen (permanente vuurbelasting); |
5. | artikel 2.171 bepaalt de draairichting van deuren van ruimten waardoor een vluchtroute voert (draairichting deur); |
6. | artikel 2.172 bepaalt wat de maximale loopafstand binnen een ruimte is waardoor een vluchtroute voert (loopafstand); |
7. | artikel 2.173 verleent de bevoegdheid om bij ministeriële regeling voorschriften te geven over de opvang- en doorstroomcapaciteit van ruimten waardoor een vluchtroute voert (opvang- en doorstroomcapaciteit), en |
8. | artikel 2.174 bevat een functionele eis aan de inrichting van vluchtroutes van bouwwerken die geen gebouwen zijn (inrichting). |
Naast de bovenstaande bouwtechnische eisen, die algemeen zijn geformuleerd los van het specifieke gebruik van het gebouw, kunnen ook gebruiksvoorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening van toepassing zijn, ten einde het snel en veilig kunnen vluchten nader of te stemmen op het feitelijke gebruik. Hierbij kan worden gedacht aan het voorschrijven van een rook- of brandmeldinstallatie of een ontruimingsalarmeringsinstallatie. De bouwtechnische eisen tezamen met de gebruiksvoorschriften staan borg voor het voldoende snel kunnen ontruimen en doorzoeken van het gebouw.
Voor een enkele (sub)gebruiksfunctie wijst de tabel van het tweede lid geen enkel voorschrift aan. Omdat er hier geen derde lid is dat verklaart dat de functionele eis niet van toepassing is, moet wel aan de functionele eis van het eerste lid worden voldaan. Er zal in dit geval ten genoegen van burgemeester en wethouders moeten worden aangetoond dat aan de functionele eis is voldaan.