Artikel 2.169.
Het voorschrift regelt dat een niet-besloten ruimte een zodanige capaciteit aan toevoer van verse lucht en afvoer van rook afkomstig van een brand heeft, dat het vluchten uit die ruimte niet te zeer wordt belemmerd door de rook die in die ruimte blijft hangen. In deze ruimte moeten de condities (voor wat betreft de afvoer van rook) bij brand zodanig zijn dat aanwezigen gedurende langere tijd veilig via deze ruimte kunnen vluchten. Wanneer aan de voorwaarden voor het veilig vluchten is voldaan. kunnen tevens veilig red- en bluswerkzaamheden worden uitgevoerd.
Uitgangspunt voor de bepaling van het al dan niet besloten zijn van een ruimte, zijn de condities in die ruimte tijdens een brand. Omdat niet-besloten ruimten waardoor een rookvrije vluchtroute loopt, zoals een galerij of een atrium, op talloze manieren kunnen worden ontworpen, kan niet met een eenvoudige prestatie-eis worden bepaald of die ruimten veilig voor het vluchten kan worden gebruikt. Een (plaatselijke) ophoping van rook en warmte kan zowel afkomstig zijn van een brand in de beschouwde ruimte zelf als van een brand in een de vluchtroute aangrenzende ruimte.
Voor de grenscondities waarbij het verblijven in die ruimte nog juist mogelijk is, kunnen op grond van het TNO Bouw rapport 1997-CVB-R0883 als veilige waarden worden aangehouden:
a. | de stralingsflux niet groter dan 1 kW/m²; |
b. | de temperatuur niet hoger dan 45 °C, en |
c. | de zichtlengte niet kleiner dan 100 m. |
NEN 6093 “Brandveiligheid van gebouwen - Beoordelingsmethode voor rook- en warmteafvoerinstallaties” brengt voor een aantal typen niet-besloten ruimten de condities voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van rook in beeld, waarmee een veilige situatie bij brand kan worden gecreëerd.
Voor de (traditionele) galerijen met een vlak plafond, niet-afsluitbare openingen in de langsgevel en een galerijdiepte van ten hoogste 1,8 meter, kan met behulp van onderdeel 5.4 van NEN 1087 de capaciteit van de toevoer van verse lucht en de afvoer van rook worden bepaald. Toepassing van dit onderdeel van het normblad leidt er toe dat gedurende meer dan 90% van de in Nederland voorkomende weerscondities de noodzakelijke veiligheid afdoende is geregeld.
Deze capaciteit moet ten minste 16 dm3/s per m3 netto-inhoud van die ruimte zijn. Toepassing van dit normblad is alleen mogelijk als er langs het plafond van de galerij geen uitstekende rand of andere belemmering aanwezig is, waardoor de rookafvoer stagneert en de hete rook zich aan het plafond van de galerij ophoopt.
Onder ‘diepte’ wordt hier verstaan de grootste afstand tussen de opening(en) in de langsgevel en de achterliggende scheidingswand, gemeten loodrecht op de langsgevel.