Artikel 2.17.
Een vloerafscheiding mag volgens het eerste lid zijwaarts op enige afstand van de rand van de vloer zijn geplaatst. De opening tussen de rand van de vloer en de afscheiding is aan voorschriften gebonden om het risico dat mensen door zo’n opening vallen of erin bekneld raken te voorkomen.
Het tweede tot en met het vierde lid hebben betrekking op openingen in de afscheiding zelf. Voor een woonfunctie, een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang jonger dan 4 jaar (dit had ook betrekking moeten hebben op 24-uurs opvang),een gedeelte van een utiliteitsgebouw, dat is bestemd voor bezoekers, geldt een specifieke eis voor de zone van de afscheiding tussen 20 en 70 cm hoogte boven de vloer. Een opening in die zone mag volgens het tweede en het vierde lid niet breder zijn dan 10 cm.
Verder mogen voor alle gebruiksfuncties openingen niet groter zijn dan 50 cm. Uitzondering daarop is een celfunctie (30 cm).
Dit is ten opzichte van de eisen van het tweede en het vierde lid een aanvulling voor de zones van de afscheiding boven de 70 cm. Voor gedeelten van utiliteitsgebouwen die niet zijn bestemd voor bezoekers, is dit de enige eis inzake openingen in de afscheiding.
Praktisch gezien komt de breedte-eis erop neer, dat een bol met een doorsnede van meer dan 10 cm respectievelijk 20 cm, 30 cm of 50 cm niet door een eventuele opening in de afscheiding mag kunnen. Op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 3.16) mag de opening echter voor situaties waar wordt gewerkt niet groter zijn dan 47 cm.