Artikel 3.18.
De eisen in deze paragraaf zijn uitgedrukt in een karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid (eerste lid) en een isolatie-index voor contactgeluid (tweede lid). Een verklaring van deze termen is gegeven in de toelichting op artikel 3.12. Voor de geluidwering tussen woonfuncties is de geluidsisolatie-index voor contactgeluid overeenkomstig de Nota Mensen, Wensen,Wonen (TK, vergaderjaar 2000-2001, 27 559, nr 2) met 5 dB aangescherpt. Deze lijn is niet doorgetrokken voor de geluidwering tussen een gebruiksfunctie, niet zijnde een woonfunctie, en een woonfunctie.
Met het voorschrift van het eerste en tweede lid wordt beoogd de mogelijke hinder in een al dan niet gemeenschappelijk verblijfsgebied voor het verblijven van mensen te beperken die wordt veroorzaakt door lawaai vanuit een besloten ruimte van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel. Hierbij kan worden gedacht aan een woonkamer, een zolderruimte die een slaapkamer bevatof bijvoorbeeld een leslokaal of kantoorruimte, die beschermd moeten worden tegen lawaai uit een trappenhuis, een verkoopruimte of een productiewerkplaats in een belendend bouwwerk. In de meeste gebruiksfuncties heeft een verblijfsgebied een geluidsgevoelig karakter, daarom wordt voor de geluidsisolatie-indexen in de regel een waarde verlangd van ten minste 0 dB. Uitgaande van een normale geluidsproductie, zal bij die waarde de hinder in het verblijfsgebied beperkt blijven. De eis geldt niet voor situaties waarin de ontvangruimte van het geluid ligt in een lichte industriefunctie of in een overige gebruiksfunctie. Gezien de aard van dit soort gebruiksfuncties, zoals bijvoorbeeld een bergruimte bij een woning, een magazijn in een winkel of een stal in een boerderij, wordt een geluidsisolatie-eis niet nodig geacht.
Er zijn twee gebruiksfuncties te onderscheiden met een extreme bronbelasting qua geluidsproductie. Het gaat met name om:
a. | bijeenkomstfuncties, waarin geluidbelastende activiteiten kunnen plaatsvinden, die geen geluidhinder mogen veroorzaken in besloten ruimten van andere gebouwen die naast zo'n bijeenkomstgebouw staan. Bij deze geluidbelastende activiteiten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan muziek(uitvoeringen), en |
b. | industriegebouwen, waarin geluidbelastende activiteiten plaatsvinden, die geen geluidhinder mogen veroorzaken in besloten ruimten van andere gebouwen die aan zo'n industriegebouw grenzen. |
Voor die situaties is een strengere eis gesteld.
Er is van afgezien om naast het voorschrift voor verblijfsgebieden nog een afzonderlijk voorschrift te geven voor verblijfsruimten. De reden hiervan ligt in de aard van de scheidingsconstructies tussen de in dit lid bedoelde ruimten. Deze zijn doorgaans gelijkmatig van structuur zodat er geen verschillen zullen worden gemeten afhankelijk van het deel van de scheidingsconstructie dat tussen de beschouwde ruimten wordt beoordeeld.
Het derde en het vierde lid hebben betrekking op mogelijke hinder in besloten, al dan niet gemeenschappelijke ruimten van een woonfunctie die niet tot een verblijfsgebied behoren, welke hinder -net als in het eerste lid- wordt veroorzaakt door lawaai vanuit een besloten ruimte van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een toiletruimte, een vliering zolang deze binnen de woonfunctie ligt, een trappenhuis en een gemeenschappelijke ruimte voor afvalcontainers.
De voorschriften van het eerste en het vijfde lid over geluidwering van een ruimte van sportfunctie naar een onderwijsfunctie zijn ontleend aan de artikelen 16, tweede lid en 17, vierde lid, van het voormalige Bouwbesluit WBO en aan de artikelen 16, tweede lid, 17, vierde lid, en 21, derde lid, van het voormalige Bouwbesluit ISOVSO.