1. Inleiding
Het wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348) is de uitwerking van de voorgestelde wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (hierna: het wetsvoorstel). 1 Aanleiding voor het wetsvoorstel zijn de bevindingen en aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) over het gevaar van koolmonoxidevergiftiging door gasverbrandingsinstallaties.2 Met het certificeringsstelsel wordt beoogd het aantal koolmonoxideongevallen te reduceren door de kwaliteit van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties te verbeteren.
De wijziging van de Woningwet maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur, in dit geval in het Bouwbesluit 2012, te regelen dat het uitvoeren of laten uitvoeren van bepaalde werkzaamheden niet is toegestaan als niet wordt beschikt over een geldige conformiteitsverklaring. In dit stelsel heeft de conformiteitsverklaring de vorm van een certificaat. De aangewezen werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties worden hiermee een gereserveerde activiteit: de werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door bedrijven die beschikken over het certificaat. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) wijst de conformiteitsbeoordelingsinstanties (hierna: CBI’s) aan die de certificaten mogen uitgeven en wijst ook conformiteitsbeoordelingsdocumenten, ook wel certificatieschema’s genoemd, aan die hierbij van toepassing zijn. Net als het wetsvoorstel bevat dit wijzigingsbesluit geen wijziging van de bouwtechnische voorschriften in het Bouwbesluit 2012 en geen eisen aan de gasverbrandingstoestellen zelf.
Voor de overwegingen die aan de basis liggen van het wetsvoorstel, en het daarin geregelde stelsel van certificering, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.3 In de memorie van toelichting is ook ingegaan op de voorziene werking van het certificeringsstelsel en de positie van de verschillende betrokken partijen.
Dit wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348) is gebaseerd op de nieuwe (voorgestelde) grondslag in de Woningwet. Op basis van die grondslag zijn in dit wijzigingsbesluit de volgende onderdelen van het certificeringsstelsel uitgewerkt:
- Reikwijdte van het stelsel: de aanwijzing van de werkzaamheden en de gasverbrandingsinstallaties die onder stelsel komen te vallen (paragraaf 2.2 van deze nota van toelichting);
- Accreditatie en aanwijzing van CBI’s: de wijze waarop en de voorwaarden waaronder een CBI wordt geaccrediteerd en kan worden aangewezen door de Minister van BZK (paragraaf 2.3);
- Eisen aan certificatieschema’s: de minimumeisen waaraan certificatieschema’s, op basis waarvan bedrijven gecertificeerd kunnen worden, moeten voldoen (paragraaf 2.4);
- Meldplicht en informatieverstrekking: het melden van (bijna-)ongevallen door de installateur aan de bewoner, het bevoegd gezag en de CBI, en de gegevens die de CBI moet overleggen aan de Raad voor Accreditatie en de Minister in het kader van het toezicht op het stelsel (paragraaf 2.5);
- Openbaar register: de gegevens van aangewezen certificatieschema’s, CBI’s en gecertificeerde bedrijven die in een openbaar register worden opgenomen (paragraaf 2.6);
- Geldigheidsduur certificaat na intrekking aanwijzing CBI: de tijd die een gecertificeerd bedrijf heeft om na intrekking van de aanwijzing van de CBI een geldig certificaat bij een andere CBI te verkrijgen om de met dit stelsel gecertificeerde werkzaamheden te kunnen blijven uitvoeren (paragraaf 2.7).
Deze onderwerpen komen aan bod in de volgende paragraaf (Paragraaf 2. Hoofdlijnen van het voorstel). Vervolgens wordt ingegaan op de verhouding tot hoger en ander nationaal recht (paragraaf 3), de gevolgen van het wijzigingsbesluit (paragraaf 4), uitvoering, toezicht en handhaving (paragraaf 5), advies, consultatie en notificatie (paragraaf 6), en overgangsrecht en inwerkingtreding (paragraaf 7).
1 Kamerstukken II 2017/18, 35 022, nr. 2.
2 https://www.onderzoeksraad.nl/uploads/phase-docs/1079/b4a6d08bb6f4rapport-koolmonoxide-nl-interactief.pdf.
3 Kamerstukken II 2017/18, 35 022, nr. 3.