7. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Vanwege de gelaagdheid in het stelsel is in dit wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348) voorzien in een gefaseerde inwerkingtreding. Hiermee kunnen verschillende onderdelen van het stelsel op verschillende tijdstippen in werking treden. Ook is voorzien in overgangsrecht, waarmee voorbereidingstijd wordt gegeven aan de betrokken schemabeheerders, certificerende instellingen en bedrijven.
Na inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit kunnen de schemabeheerders hun certificatieschema’s voorleggen bij de Minister van BZK, die de schema’s zal toetsen en vervolgens kan aanwijzen. Hiervoor dienen deze schema’s eerst te zijn geëvalueerd door de Raad voor Accreditatie. Gedurende deze periode kan het certificeringsstelsel nog niet werken; de certificatieschema’s zijn immers nodig voor zowel de accreditatie van de CBI’s als de certificering van de bedrijven. Hier wordt rekening mee gehouden bij het bepalen van de inwerkingtreding van de onderdelen van dit wijzigingsbesluit.
Als er certificatieschema’s zijn aangewezen kunnen CBI’s geaccrediteerd worden en worden aangewezen door de Minister van BZK. De accreditatie is een voorwaarde om te worden aangewezen, en pas na een aanwijzing mag de CBI beginnen met het uitgeven van certificaten. Een accreditatie neemt echter enige tijd in beslag. Daarom treedt de verplichting dat een CBI geaccrediteerd moet zijn, achttien maanden na inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit in werking. Ook hiermee wordt rekening gehouden bij het bepalen van de inwerkingtreding van de betreffende bepaling. In deze overgangsperiode, waarin certificerende instellingen nog niet geaccrediteerd hoeven te zijn, kunnen certificerende instellingen alvast overgaan tot het verstrekken van certificaten aan bedrijven die de werkzaamheden volgens het betreffende certificatieschema willen gaan uitvoeren.
In het geval een CBI binnen de hiervoor bedoelde periode geen accreditatie verkrijgt, wordt de aanwijzing van de certificerende instelling door de Minister van BZK ingetrokken. De door de CBI gecertificeerde bedrijven blijven gedurende zes maanden vanaf het moment dat de aanwijzing wordt ingetrokken, gerechtigd tot het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties zoals bedoeld in dit stelsel. In die tijd kunnen deze bedrijven dan bij een andere, wel geaccrediteerde en aangewezen, CBI een certificaat verkrijgen. Het betreft hier een tijdelijke periode waarin het verbod op het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties niet geldt. Na deze periode kunnen alleen nog werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties worden verricht wanneer het bedrijf over een geldig certificaat beschikt. Deze periode van zes maanden geldt uiteraard alleen indien het certificaat op het moment van de intrekking zes maanden of langer geldig is. Indien het certificaat van de betrokken certificaathouder een kortere geldigheidsduur heeft, dan geldt de ontheffing van het verbod voor deze kortere geldigheidsduur.
Voor bedrijven geldt dat ze na inwerkingtreding van het stelsel 18 maanden de tijd krijgen om zich voor te bereiden op de verbodsbepaling en de vakbekwaamheidseisen die in het kader van het stelsel worden gesteld.
Latere inwerkingtreding (Stb. 2021, 555)
Met artikel 2 wordt het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1.35, eerste lid, en 1.36, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, zoals daarin opgenomen middels het Besluit van 14 september 2020 houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (Stb. 2020, 348), gewijzigd van 1 april 2022 naar 1 januari 2023. Dit gebeurt door middel van het wijzigen van het bestaande inwerkingtredingsbesluit (Stb. 2020, 354). Voornoemde bepalingen bevatten de verbodsbepaling en het vereiste dat een certificerende instelling geaccrediteerd moet zijn voordat deze kan worden aangewezen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Reden voor het uitstel is dat het opstellen en aanwijzen van certificatieschema’s meer tijd vergt dan bij de inwerkingtreding van het stelsel was voorzien. Nu op dit moment nog geen certificatieschema’s zijn aangewezen is het niet langer haalbaar voor certificerende instellingen om vóór 1 april 2022 geaccrediteerd te zijn en voor bedrijven om voor die datum gecertificeerd te zijn. Met het verschuiven van deze datum naar 1 januari 2023 is voorzien in het verzoek van schemabeheerders en de sector om hier een oplossing voor te bieden.