7. Procedure en inspraak
7.1Juridisch-Technische Commissie en het Overlegplatform Bouwregelgeving
Een concept van dit wijzigingsbesluit is ter beoordeling voorgelegd aan de Juridisch – Technische Commissie (JTC) en het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB). In het OPB zijn op bestuurlijk niveau de organisaties van ontwerpende, uitvoerende en toeleverende bouw alsmede belangenorganisaties van beheerders en gebruikers van gebouwen en organisaties van toezichthouders vertegenwoordigd. Het JTC bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties die deel uitmaken van het OPB, die zich vooral bezighouden met de meer juridisch/technische vraagstukken. De consultering in beide gremia heeft er onder meer toe geleid dat de energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen niet worden voorgeschreven bij kleine aanpassingen die geen of nauwelijks effect hebben op de energieprestatie van het technisch bouwsysteem, dat er bij de eisen voor laadinfrastructuur voor elektrische auto’s zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de verplichtingen uit EPBD III en dat er met het bevoegd gezag en de sector nader wordt gekeken hoe de nieuwe regelgeving kan worden ingevoerd en gehandhaafd, zodat de bepalingen in de praktijk ook op tijd en voldoende worden nageleefd.
7.2Internetconsultatie
Het conceptbesluit is voorgelegd in een internetconsultatie. Hierop zijn 18 reacties binnengekomen, waarvan 17 openbaar. Alle reacties zijn inhoudelijk beoordeeld en het conceptbesluit is op diverse punten aangepast.Het onderdeel laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen heeft tot veel reacties geleid; ongeveer de helft van alle opmerkingen had hierop betrekking. Vertegenwoordigers van aanbieders van laadinfrastructuur en elektrisch rijders, alsook een vertegenwoordiger van de installatiesector pleiten voor strengere eisen, bijvoorbeeld meer laadpunten dan voorgeschreven in dit wijzigingsbesluit en verplichte bewegwijzing naar parkeerplaatsen met laadpunten. Ook wordt gewezen op het belang van «smart charging», om mogelijke overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen. Vertegenwoordigers van bedrijven en gebouweigenaren pleiten echter voor uitstel van eisen en aanvullende uitzonderingen voor het MKB.De Fietsersbond roept op om ook laadinfrastructuur voor elektrische fietsen in het wijzigingsbesluit op te nemen. Vooralsnog is er geen aanleiding gezien het wijzigingsbesluit op het onderdeel laadinfrastructuur aan te passen. Wel zal in de communicatie rond het wijzigingsbesluit aandacht gevraagd worden voor «smart charging» en waar nodig bewegwijzering voor laadpunten.Reacties op het onderdeel technische bouwsystemen bestaan deels uit instemming met de voorgestelde implementatie van Europese eisen en deels uit opmerkingen over de wijze waarop eisen nu omschreven zijn. Naar aanleiding hiervan zijn er enkele verduidelijkingen aangebracht in de tekst van het wijzigingsbesluit en de toelichting. Ook zal bij de uitwerking van de regeling behorend bij dit wijzigingsbesluit rekening gehouden worden met de ontvangen opmerkingen en wordt in de regeling of de communicatie hierover waar nodig extra aandacht besteed aan verduidelijking van eisen.
Op het onderdeel keuringen van verwarmings- en airconditioningssystemen zijn enkele opmerkingen over de wijze waarop eisen omschreven zijn en de verhouding tot eerdere eisen voor keuring (uit het Besluit Energieprestatie Gebouwen en het Activiteitenbesluit Milieubeheer). Naar aanleiding hiervan is de omschrijving van eisen verduidelijkt en is een overgangsregeling toegevoegd om de aansluiting met bestaande keuringen te verbeteren. Brancheverenigingen van installatiebedrijven zouden daarnaast graag zien dat er gekozen wordt voor gelijke keuringsintervallen, zodat keuringen voor airconditioning en verwarming gelijktijdig uitgevoerd kunnen worden. In het conceptbesluit is hier deels aan tegemoet gekomen. Bij keuringen voor verwarmingssystemen wordt aangesloten bij de keuringen voor stookinstallaties uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het keuringsinterval bij stookinstallaties is vier jaar. Bij airconditioningssystemen wordt het keuringsinterval niet aangescherpt tot vier jaar, omdat dit een lastenverzwaring is voor gebouweigenaren tov de huidige eis om één keer in de vijf jaar te keuren. In EPBD III wordt juist beoogd om de lasten bij keuringen te verminderen. Daarnaast is door de installatiesector en gemeenten en omgevingsdiensten gewezen op de noodzaak de handhaving van keuringen goed vorm te geven. Uit nader overleg met betrokken partijen is gebleken dat een afmeldsysteem voor keuringen, welke al bestaat voor verwarmingssystemen, ook voor airconditioningsystemen een belangrijk element is voor effectieve en efficiënte controle op naleving van eisen. In de uitwerking van de regeling (behorende bij dit wijzigingsbesluit) zal zo’n afmeldsysteem ook voor airconditioningsystemen vormgegeven worden.
Op het onderdeel systemen voor gebouwautomatisering en -controle zijn weinig reacties ontvangen: enkele partijen verzoeken om gebouwen die beschikken over zo’n systeem niet uit te zonderen van de keuringsplicht voor installaties en een oproep om een uitzondering te creëren voor gebouwen waarin deze systemen technisch of economisch niet haalbaar zijn. De Europese richtlijn biedt niet de ruimte om deze gebouwen ook te onderwerpen aan een keuringsplicht. Ook zijn er tot nu toe geen technische of economische belemmeringen gebleken die een kosteneffectieve installatie van deze systemen in de weg zouden staan. Er is dan ook geen gevolg gegeven aan deze verzoeken.
7.3Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
Op 15 augustus 2019 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) advies uitgebracht over deze wijziging van het Bouwbesluit 2012. Naar aanleiding van de adviespunten is dit wijzigingsbesluit op drie punten aangepast. Ten eerste is in paragraaf 4 (regeldruk) verduidelijkt dat de digitale tool om de energieprestatie van technische bouwsystemen uit te rekenen naar verwachting op tijd gereed is voor inwerkingtreding van de verplichtingen. Mocht dit onverhoopt toch niet op tijd gereed zijn, dan zal er met overgangsrecht gewerkt worden. Ten tweede zijn in dezelfde paragraaf omissies in de berekening van de regeldruk gecorrigeerd. Ook zijn enkele nuanceringen aangebracht ten aanzien van de ingeschatte energiebesparingseffecten. Ten derde is in dezelfde paragraaf een globale inschatting gemaakt van de CO2-effecten van de implementatie van EPBD III.
7.4MKB-toets
Bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit is in alle stadia overleg gepleegd met het MKB teneinde het inhoudelijke doel van de MKB-toets, het midden- en kleinbedrijf beter betrekken bij de totstandkoming van nieuwe wet- en regelgeving, te realiseren. Het was in dit geval niet mogelijk om alle processtappen van de MKB-toets zoals die zijn beschreven in de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 18 april 2018 (TK 2018–2019, 32 637, nr. 360) uit te voeren, omdat de MKB-toets ten tijde van de onderhandelingen over EPBD III nog niet was ingevoerd. De MKB-toets moet vanaf 1 mei 2019 voor nieuwe wetgeving worden toegepast. Het ontwerpbesluit was toen al in een zeer vergevorderd stadium, waardoor het niet mogelijk was om alle processtappen uit te voeren. Omdat het Europese regelgeving betreft geldt er een strikte implementatietermijn. EPBD III moet uiterlijk op 10 maart 2020 in Nederland zijn geïmplementeerd.
7.5Code Interbestuurlijke verhoudingen
Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in het kader van de formele adviesbevoegdheid als bedoeld in de Code interbestuurlijke verhoudingen.
VNG heeft onder meer vragen gesteld over de relatie van dit wijzigingsbesluit tot het Activiteitenbesluit milieubeheer en de relatie tot de Wet kwaliteitsborgen bouwen. Naar aanleiding van deze vragen zijn aanvullende toelichtingen opgenomen in dit wijzigingsbesluit. Daarnaast heeft VNG opgemerkt dat zij geen voorstander is van het voorschrijven van eisen aan laadpunten bij de bepalingen over laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer. In dit wijzigingsbesluit zijn geen eisen aan laadpunten opgenomen. Wel gelden er bij publieke laadpunten al eisen op grond van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen. Tot slot heeft VNG een aantal opmerkingen gemaakt in relatie tot toezicht en handhaving van de bepalingen. VNG is een voorstander van het beleggen van het toezicht op deze nieuwe voorschriften bij de gemeenten. VNG ziet in het kader van toezicht en handhaving raakvlakken met het Activiteitenbesluit milieubeheer en merkt op dat de Omgevingsdiensten de afgelopen jaren veel kennis opgedaan hebben over energiebesparing. De VNG wijst erop dat het nuttig kan zijn als gemeenten toezicht en handhaving op uniforme wijze vormgeven. Tot slot geeft VNG aan dat het voor toezicht en handhaving op de bepalingen uit dit wijzigingsbesluit extra middelen nodig zijn. Met VNG en de sector is afgesproken dat er nog nader zal worden gekeken hoe de handhaving het beste kan worden vormgegeven en hoe gemeenten hierin gefaciliteerd kunnen worden. Er zal een handhavingsprotocol op worden gesteld met praktische informatie voor gemeenten over hoe de bepalingen zouden kunnen worden gehandhaafd. Daarnaast zal nog worden gekeken naar hoe hoog de kosten voor toezicht en handhaving zullen zijn en hoe ze worden gedekt. In lijn met de Financiële verhoudingswet zal daarover overleg plaatsvinden met VNG.