2.1 Reikwijdte van de eis voor een minimumwaarde hernieuwbare energie
De verplichting uit de herziene richtlijn hernieuwbare energie om een minimumwaarde hernieuwbare energie voor te schrijven bij ingrijpende renovatie (en nieuwbouw) is opgenomen in artikel 15, vierde lid, van de REDII.
De verplichting uit het onderhavige wijzigingsbesluit voor een minimumwaarde hernieuwbare energie geldt allereerst alleen wanneer sprake is van ingrijpende renovatie. Op grond van artikel 3.2 van de Regeling Bouwbesluit 2012 (en artikel 5.20, vijfde lid, van het Bbl) is sprake van een ingrijpende renovatie wanneer meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot en deze vernieuwing, verandering of vergroting de integrale gebouwschil betreft. Artikel 2 van de richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: herziene EPBD) 3 biedt lidstaten voor wat betreft deze definitie van «ingrijpende renovatie» een keuze. De eerste mogelijkheid is een methodiek waarbij uitgegaan wordt van 25% van de waarde van het gebouw, de tweede een methodiek waarbij wordt uitgegaan van 25% van de oppervlakte van de gebouwschil die wordt gerenoveerd. Nederland heeft voor de oppervlakte-methode gekozen.4
3 PbEU 2010, L 153
4 Stcrt. 2013, 16919
Van een ingrijpende renovatie kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een dak of gevel volledig wordt opengelegd en vernieuwd. In de praktijk komt het dan vaak voor dat er door minimaal 25% van het gebouw «van binnen naar buiten» kan worden gekeken. Doorgaans zijn gebouwen bij ingrijpende renovatie tijdelijk niet bewoonbaar of functioneel. Er zullen ook renovaties zijn die niet voldoen aan deze definitie van ingrijpende renovatie, omdat de aanpassingen geen betrekking hebben op de integrale bouwschil. Voorbeelden hiervan zijn: na-isolatie van een spouwmuur, na-isolatie van enkelsteens buitenmuren aan binnen- of buitenkant, na-isolatie onder dakpannen of tegen het dakbeschot. Opgemerkt wordt dat bij een ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 5.6 Bouwbesluit 2012 (en artikel 5.20 Bbl) in het algemeen sprake zal zijn van een activiteit waarvoor een vergunning voor het bouwen nodig is zodat het bevoegd gezag de activiteit kan toetsen en toezicht kan uitoefenen. In die uitzonderlijke gevallen waarbij de ingrijpende renovatie vergunningsvrij is, zal de bouwactiviteit voor het bevoegd gezag toch zichtbaar zijn buiten het gebouw, waardoor zij ook in die gevallen zo nodig handhavend kan optreden.
Ten tweede geldt de verplichting voor een minimumwaarde hernieuwbare energie alleen wanneer een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling onderdeel uitmaakt van de ingrijpende renovatie. Dit is het geval wanneer bij de ingrijpende renovatie een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt geplaatst, gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Van het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een technisch bouwsysteem is sprake wanneer één of meer van de centrale warmte-, koude-, of warmwateropwekkers of centrale ventilatie-units veranderd wordt of wanneer een derde of meer van de afgiftelichamen (meestal radiatoren) of inbouwarmaturen wordt geïnstalleerd, vervangen of verbeterd. Daarmee wordt aangesloten bij de EPBD-voorschriften voor technische bouwsystemen, wat de eenduidigheid in de markt ten goede komt.5 Er is géén sprake van het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een technisch bouwsysteem bij ondergeschikte wijzigingen aan een technisch bouwsysteem, zoals een eenvoudige reparatie. Hiermee wordt namelijk voorkomen dat wanneer een gebouweigenaar meer dan 25% van de gebouwschil integraal vernieuwt, hij om die reden verplicht wordt om de installatie(s) aan te passen vanwege de minimumeis voor hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. Dit zou tot onnodig hoge kosten kunnen leiden wanneer de installatie nog een economische of technische levensduur heeft en niet hoeft te worden aangepast.
5 Stb. 2020, 84.
Kortom, in beginsel geldt de eis voor een minimumwaarde hernieuwbare energie voor alle bestaande gebouwen die ingrijpend gerenoveerd worden en waarbij de verwarmings-of koelinstallatie(s) onderdeel uitmaken van de renovatie, zowel voor woningbouw als utiliteitsbouw. De gebruiksfuncties waar de eis voor geldt zijn gelijk aan de gebruiksfuncties waarvoor momenteel energieprestatie-eisen gelden bij verbouw of renovatie. Gebruiksfuncties waarvoor de minimumeis niet geldt, zijn bouwwerken geen gebouw zijnde, overige gebruiksfuncties en industriefuncties. Dit is gelijk aan de gebruiksfuncties die zijn uitgezonderd van de BENG-eisen bij nieuwbouw.